Bestaanszekerheid in de herkansing?

Mede door de aanstaande verkiezingen is bestaanszekerheid weer in de belangstelling. Van links tot rechts willen partijen dat die voor iedereen gegarandeerd is. Aanleiding was de toeslagenaffaire waardoor velen in grotere armoede terecht kwamen. Dat toeslagen een effectief middel zijn om armoede te bestrijden en dat in de uitvoering daarvan veel te verbeteren is, daarover bestaat nauwelijks verschil van mening. Probleem bij de huidige armoedebestrijding is dat deze alleen de symptomen bestrijdt. Een huurtoeslag wordt meteen doorgeven naar de verhuurder en is geen aansporing om de huur te verlagen. Energietoeslagen en toeslagen voor kinderopvang worden meteen doorgegeven aan (veelal buitenlandse) energiebedrijven en particuliere eigenaren van opvangplekken.

 

Hoe pak je de oorzaken van de armoede dan wel aan? Om die vraag te beantwoorden is het nuttig naar de jaren zestig van de vorige eeuw te kijken. Toen waren er economische problemen die enigszins vergelijkbaar zijn met de huidige. Bestaanszekerheid stond in die tijd ook in de belangstelling, al sprak men eerder van ‘kwaliteit van het bestaan’. Geïnspireerd door The Affluent Society, een boek van de Amerikaanse econoom Galbraith, bracht de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de PvdA op verzoek van het PvdA-congres een interessant rapport uit: Om de Kwaliteit van het Bestaan. De WBS werd toen geleid door de latere premier Joop den Uyl. Het rapport stelde dat de economische wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog succes had. Er was sprake van een forse economische groei, maar die ging gepaard met het achterblijven van de overheidsbestedingen ten gunste van de private bestedingen. Dat kwam volgens de WBS niet alleen door onvoorziene binnenlandse en buitenlandse ontwikkelingen, maar ook door de compromissenpolitiek van de naoorlogse kabinetten, waaraan de PvdA bewust had meegewerkt.

 

Volgens de WBS ging de “gestage en continue economische groei niet gepaard met sociale rechtvaardigheid en harmonische ontplooiing van enkeling en groep”. De welvaart was weliswaar fors toegenomen, maar niet rechtvaardig verdeeld. Er was een jacht ontstaan naar meer luxeconsumptie, terwijl collectieve voorzieningen achterbleven (zoals woningbouw, maatschappelijke diensten, openbaar vervoer, wegenaanleg). De luxe consumptie werd aangejaagd door reclame waartegen de consument machteloos stond. Daarom moest de politiek zich meer richten op de verdeling van de welvaart en op de keuze van bestedingen. De WBS stelde een aantal maatregelen voor, waaronder belastingpolitiek om de productie en consumptie in een gewenste richting te sturen en de inkomens en vermogens te herverdelen, vermogensaanwasdeling, een onteigeningswet om grondspeculatie te voorkomen en meer geld voor ontwikkelingssamenwerking.

 

Als je dit leest en aanvult met maatregelen om de klimaatcrisis te bestrijden, lees je een aardige aanzet tot een hedendaags progressief regeerakkoord. Zou de PvdA nog op de hoogte zijn van wat haar wetenschappelijk instituut zestig jaar geleden voorstelde en waarvan mede door het compromissenbeleid weinig terecht is gekomen? Belangrijke les is, te kijken naar de oorzaken van de huidige problemen van bestaanszekerheid.

Laat ik er twee uitlichten, die nauw met elkaar samenhangen.

 

a.       Het armoedeprobleem wordt mede veroorzaakt door wat in het WBS-rapport staat de door reclame aangejaagde luxeconsumptie. Daardoor stijgt de armoedegrens jaarlijks en ligt die in Nederland veel hoger dan in bijvoorbeeld Afrikaanse landen. Ze wordt ook vergroot door een stijgende inkomens- en vermogensongelijkheid, ook al is die volgens CBS-statistieken redelijk stabiel. Die stabiliteit is echter relatief, want absoluut stijgt de ongelijkheid omdat verhogingen van inkomens veelal in procenten in plaats van vaste bedragen worden gegeven. Hoge inkomens krijgen daardoor een hogere inkomensstijging dan lage inkomens. Dat geldt ook voor prijscompensatie. 

b.      De stijgende woonlasten zijn een belangrijke oorzaak van het armoedeprobleem. Net als in de jaren zestig is er thans een tekort aan woningen. Steeds meer mensen kunnen met moeite een betaalbare koop- of huurwoning vinden. Zelfs mensen met een middeninkomen ervaren dit probleem, dat sterk regio-afhankelijk is. Hier zie je duidelijk de negatieve effecten van marktwerking. Bouwgrond is niet of nauwelijks vermeerderbaar. Als de vraag naar woningen toeneemt, stijgt dus automatisch de prijs. Dat is slechts te voorkomen door prijsmaatregelen, zoals een huurstop. Daarnaast zie je dat door de inkomens- en vermogensongelijkheid wel veel grote, dure huizen worden gebouwd. Gemeentebesturen moedigen dit vaak aan. Erfpacht, waarbij de gemeente eigenaar van de grond is, is vrijwel overal afgeschaft, waardoor grondspeculatie wordt gestimuleerd. Het WBS-rapport voorzag het indertijd al. Nota bene De Nederlandsche Bank bepleitte vorige jaar al de waardestijging van de grond ten goede te laten komen van de gemeenschap.

 

 

Het armoedeprobleem los je niet op met alleen subsidies en toeslagen. Daarvoor zijn drastische maatregelen nodig. Het is uniek dat dit type maatregelen al in de jaren zestig werden voorgesteld. Toen werd er niet naar  geluisterd. Nu geldt: nieuwe ronde, nieuwe kansen.