Arbeid, inkomen en armoede

Begin april dit jaar zond de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Van Gennip eindelijk een concrete reactie aan de Tweede Kamer op de aanbevelingen van de Commissie Borstlap[i] over het te voeren arbeidsmarktbeleid. De minister neemt deze aanbevelingen grotendeels over en zal ze verwerken in concrete acties. Ze werkt aan zeven wetsontwerpen en komt met een groot aantal maatregelen. Haar doel is de wetsontwerpen voorjaar 2024 naar de Tweede kamer te zenden. Als alles volgens plan verloopt, wordt dan een eind gemaakt aan de uitwassen van de flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt.

De minister wil bouwen aan een nieuwe arbeidsmarkt voor de toekomst. Dat is van belang voor de zekerheid van werkenden en voor het verdienvermogen van Nederland. Daarmee bedoelt Borstlap het verdienvermogen van de economie en het “versterken van maatschappelijke waarden, zoals de samenhang in de samenleving en het voorkomen van scherpe scheidslijnen”. Hoewel de minister met de brief een goede stap vooruit zet, zijn haar voorstellen nog onvoldoende gericht op de toekomst en interpreteert ze verdienvermogen te krap.

 

Het lijkt alsof de minister onder verdienvermogen vooral de bevordering van de economische groei bedoelt. De brede welvaart wordt niet genoemd, hoewel dat in eerdere brieven van haar wel zo was. Het arbeidsmarktbeleid zou mijn inziens niet alleen moeten bestaan uit arbeidsrechtmaatregelen, maar zich moeten richten op alle aspecten van de brede welvaart. Het zou bijvoorbeeld een functie kunnen vervullen ter ondersteuning van sectoren die daarvoor relevant zijn. Er ontbreekt nog iets aan de brief: arbeidsmarktbeleid zou ook een rol kunnen vervullen bij het bestrijden van armoede. Het is daarom jammer dat de brief niet mede is ondertekend door de ministers van Armoede,  Energie, Economische Zaken en van Klimaat. Een dergelijke koppeling zou juist nu goed passen. We leven momenteel in een wereld met veel onzekerheden. Het is maar de vraag of de economische groei onbeperkt kan doorgaan en voor iedereen iets zal opleveren. Vooral omdat werknemers op de arbeidsmarkt een zwakke partij zijn.

 

Op alle markten bepalen vraag en aanbod de prijs. Daarbij is het relevant welke partij de meeste macht heeft. Op de arbeidsmarkt wordt door onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers de prijs van arbeid, of beter de loonstijging, bepaald. De loononderhandelingen kunnen soms pittig zijn, maar het akkoord zal nooit verder gaan dan waartoe werkgevers bereid zijn. Het huidige arbeidsmarktbeleid gaat alleen over de voorwaarden van het functioneren van de arbeidsmarkt: hoe zorg je ervoor dat alle werknemers rechtvaardig en zo gelijk mogelijk worden behandeld in het arbeidsproces? Arbeidsmarktbeleid bemoeit zich niet met de prijs van arbeid; uitgezonderd de vaststelling van het minimumloon. Dat is wel eens anders geweest. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw voerde de overheid een loon- en prijsbeleid om de economische groei te bevorderen. Vaak ging dit gepaard met loonmatiging. Er zijn voldoende redenen voor de overheid om nu wederom binnen het arbeidsmarktbeleid een loonbeleid te voeren om een eind te maken aan de groeiende inkomens- en vermogensverschillen en daarmee aan de groei van de armoede. Dit is ook van belang omdat door de opwarming van de aarde, de groei van de wereldbevolking en mogelijke tekorten aan essentiële grondstoffen het verdienvermogen van de wereldeconomie zal afnemen.

 

De Nederlandse overheid voert wel een loonbeleid voor de publieke sector. De Wet Normering Topinkomens, die op 1 januari 2023 in werking trad, bepaalt dat topfunctionarissen in de (semi)publieke sector maximaal per jaar € 223.000 mogen verdienen, inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering, pensioenbijdrage en belaste onkosten zoals de reiskostenvergoeding. De basis voor deze wet werd gelegd door het kabinet-Balkenende en wordt daarom ook wel de Balkenendenorm genoemd. Een dergelijk maximum – hoe wenselijk ook – is onmogelijk op te leggen aan de private sector. Toch kan het kabinet dit wel stimuleren door in het arbeidsmarktbeleid een loonbeleid op te nemen. Balkenende bedacht zijn norm vooral om de groei van de overheidsuitgaven te beperken. Thans zou een dergelijke norm in de private sector nuttig zijn om te voorkomen dat de top van het bedrijfsleven miljoenen verdient, terwijl de armoede toeneemt. Wat zou het kabinet kunnen doen? Veel private bedrijven zijn afhankelijk van de overheid omdat ze diensten verlenen aan de overheid of subsidies ontvangen. De overheid zou de mogelijkheid moeten hebben deze bedrijven te verplichten de topinkomens te beperken, conform aan de Wet Normering Topinkomens.

 

Het is aan het parlement om ervoor te zorgen dat de op zich goede voorstellen van minister Van Gennip worden aangevuld met rechtvaardige maatregelen die echt op de toekomst zijn gericht.



[i] In wat voor land willen wij werken?, 2020.