Graag een minder armoedige welvaart

Als gevolg van de oorlog in Oekraïne daalt de koopkracht fors door de prijsstijging van energie en voedselgrondstoffen. Het kabinet zal volgende maand bekend maken hoe het de gevolgen daarvan wil verzachten. Te verwachten is dat de voorgestelde maatregelen vooral fiscaal zullen zijn, zoals een verlaging van de tarieven van btw en inkomsten- en energiebelasting. Daarmee wordt de inflatie echter niet bestreden, doch slechts symptomen. In een open economie als die van Nederland is het moeilijk op te treden tegen een wereldwijde inflatie. Toch is er meer mogelijk. Dat wordt duidelijk als we enkele structurele welvaartsproblemen beschouwen en er daarbij vanuit gaan dat Nederland een hoog welvaartsniveau heeft.

 

In de eerste plaats de inflatiecorrectie. Waarom mogen ondernemers hun kostenstijgingen onbeperkt doorberekenen en mogen werknemers dat niet? Vooral  grote bedrijven maken daardoor nog steeds forse winst. Er vinden zelfs prijsstijgingen plaats als gevolg van mogelijk te verwachten tekorten aan energie. Een prijscompensatie in de lonen ligt dus voor de hand, waarmee overigens de inflatie zelf niet wordt bestreden.

Je zou verwachten dat werkgevers- en werknemersorganisaties een loonstijging samen regelen. De overheid kan deze faciliteren met een gericht loon- en prijsbeleid, zoals dit tot de jaren zeventig plaatsvond. Helaas heeft de overheid de afgelopen twintig jaar steeds meer afstand genomen van een dergelijk beleid. Marktwerking werd heilig verklaard. Energiebedrijven werden geprivatiseerd waardoor energieprijzen moeilijk te reguleren zijn. Nederland zal Frankrijk, dat onlangs zijn grootste energiebedrijf nationaliseerde om grip te krijgen op die prijzen, niet volgen. Het lukt zelfs niet om de huurprijzen, die samen met energieprijzen het grootste effect hebben op de koopkracht, te stabiliseren.

 

Een tweede probleem is de gerichtheid van de maatregelen. Moeten ze gelden voor de gehele bevolking of alleen voor de laagstbetaalden? Generieke maatregelen genieten bij de kabinetten van de afgelopen jaren de voorkeur. Nadeel daarvan is dat mensen waarvoor de koopkrachtdaling geen probleem is, ook worden ondersteund. Een btw-verlaging en een generieke verlaging van de energiebelasting liggen daarom niet voor de hand. Hier ligt een relatie met het vorige punt. Inflatiecorrecties in de lonen zijn generiek, dus procentueel, en worden niet in vaste bedragen gegeven. Naarmate je meer verdient, krijg je, in absolute bedragen, een hogere correctie. Dit geldt overigens ook voor in cao’s overeengekomen loonstijgingen. Procentuele stijgingen leiden tot grotere inkomensverschillen. Hoewel zo nu en dan in vakbondskringen wordt gepleit voor een absolute in plaats van een procentuele verhoging, zie ik dit nog niet als nieuwe vakbondsstrategie.

 

Dit raakt een derde probleem. Als besloten wordt tot gerichte maatregelen, hoe baken je dan de groep af die moet worden geholpen? Soms lijkt het alsof het koopkrachtprobleem pas serieus wordt genomen als het de middengroepen raakt. Welke groepen dat zijn wordt nooit exact aangegeven. Aangenomen mag worden dat dit de groep is tussen € 38.000 (modaal inkomen) en € 67.000 (mediaan inkomen) per jaar. Het Nibud constateerde vorige maand bijvoorbeeld: “Niet alleen lage inkomens, ook huishoudens met een inkomen boven modaal duiken in de min”. Naarmate de middenklasse groeit, krijgt ze meer belangstelling. Reeds in 2017 schreef de WRR in De val van de middenklasse: “Het gaat slecht met de Nederlandse middenklasse. Haar koopkracht blijft achter en haar baanzekerheid is afgenomen.… De middenklasse moet ook kunnen genieten van de verzorgingsstaat die tot nu toe vooral voor de lager klasse bestaat”.

 

Hiermee raken we het ergste probleem, dat moeilijk is op te lossen. Zelfs de linkse oppositie laat het afweten.  Het gaat om de vanzelfsprekende gelijkstelling van welvaartsgroei met consumptiegroei. We bekritiseren weliswaar het kapitalisme, maar willen er wel graag van profiteren, vooral wanneer dat gepaard gaat met welvaartsgroei. Zo is het bruto binnenlands product (bbp) de afgelopen 20 jaar met gemiddeld 2% per jaar gestegen, wat heeft geleid tot een groei van de particuliere consumptie van gemiddeld 1,5% per jaar. Ik weet dat het bbp geen goede maatstaf voor de welvaart is, maar ze is wel een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van wat we de brede welvaartsindicatoren noemen. We zijn niet meer gewend buffers op te bouwen voor eventueel slechtere tijden. Verlekkerd door steeds uitbundiger tv-reclames, zien we lange rijen op Schiphol op weg naar een luxe vakantiebestemming. Terwijl we, ook als we kleine stapjes terug moeten, een “welvaart” zouden ervaren waarmee we vroeger dik tevreden waren. Politici, vakbonden en werkgeversorganisaties doen er verstandig aan dit kapitalisme in de mens te bestrijden door in eerste instantie vooral de laagstbetaalden, die geen ruimte hebben een buffer op te bouwen en overigens ook niet voor dure vliegreizen, te ondersteunen. Voor de rest hoeft kleine stapjes terug geen ramp te zijn. Daarmee wordt bovendien het beleid om de aarde leefbaar te houden ondersteund. Zo hoeft welvaart niet armoedig te zijn.