Waarom zijn er zo veel vacatures?

Het gaat goed met de Nederlandse economie. Deze groeit weer, de werkloosheid neemt af en de overheidsfinanciën zijn op orde. Uiteraard mits de coronapandemie ten einde loopt. Er is echter een groot probleem. Het aantal vacatures loopt snel op en is nu zelfs hoger dan het aantal werkzoekenden. Echter, politici lijden aan een gebrek aan economische kennis en/of zijn niet bereid haar toe te passen. Toch is het vacatureprobleem gemakkelijk uit te leggen. Ik zal dat puntsgewijs doen. Mijn uitgangspunt: in een evenwichtige economie is de economische groei gelijk aan de groei van de beroepsbevolking en van de techniek en er is voldoende geld is om te investeren.

 

1.                Vanaf de jaren zestig is de economische groei vooral gerealiseerd door een hogere inzet van techniek, dus door een stijging van de arbeidsproductiviteit. Na de financiële crisis kwam daaraan een eind. De afgelopen jaren nam de arbeidsproductiviteit zelfs af zodat de groei alleen kon worden gerealiseerd door meer mensen of door verlenging van het aantal gewerkte uren. De oorzaken zijn al in tal van publicaties aangegeven.[i] Twee belangrijke zijn: a. de toename van het aantal flexibele arbeidscontracten en het aantal zzp’ers en b. het stimuleren van startende ondernemers: deze zijn minder productief dan reeds bestaande ondernemingen. Tijdens de coronapandemie is er nog – naar mag worden gehoopt tijdelijk – een oorzaak bij gekomen. Bedrijven zijn met subsidies ondersteund door uitsluitend te kijken naar omzetverlies en niet naar winstvermogen. Te lang werden daardoor ook onrendabele bedrijven ondersteund. De oplossing is duidelijk: stop met het stimuleren van starters en laat dat aan de markt over. De overheid kan beter goede beroepsopleidingen stimuleren.

2.               Het is al lang bekend dat door vergrijzing de groei van de beroepsbevolking afneemt. Dat is voor een deel te compenseren door ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking  goed geschoold blijft. En daar gaat heel veel fout. Door de vrijheid van onderwijs worden schoolverlaters onvoldoende gestimuleerd een beroepsopleiding te kiezen met perspectief. Hoewel we al decennia roepen dat een leven lang ontwikkelen van groot belang is, leiden werkgevers nog onvoldoende hun werknemers op. Ze zorgen er wel voor dat de materiële productiemiddelen up tot date zijn, maar de eens zo effectieve bedrijfsscholen zijn lang verleden tijd.

 3.             De toenemende vergrijzing heeft consequenties voor de pensioenvoorzieningen. Daarom spreekt het vanzelf dat de pensioengerechtigde leeftijd meegroeit met de levensverwachting en dat ouderen niet worden gestimuleerd om eerder met werken te stoppen. Het nieuwe pensioenstelsel zal in de toekomst het functioneren van de arbeidsmarkt belemmeren. Omdat de pensioenuitkeringen niet meer vast zijn maar meebewegen met de economische ontwikkeling, zijn ze procyclisch. Tijdens een economische opleving stabiliseren ze daardoor niet de economische ontwikkeling, maar zorgen ze voor extra vraag naar consumptie en dus naar arbeid.

 4.             De arbeidsmarkt functioneert onvoldoende als een markt. Als er een tekort aan aanbod is, mag je verwachten dat de vraagprijs omhoog gaat. Het CPB voorspelt in zijn recente augustusraming dat de lonen per uur nauwelijks stijgen ondanks herstel van de economische groei. Ook de stijging van de cao-lonen blijft achterlopen. Dat heeft alles te maken met de afnemende macht van de vakbeweging. Bij de overheid ligt dit ingewikkelder. Kan de marktsector een loonstijging met weinig beperkingen doorberekenen in de prijzen, in de publieke sector moet dit gepaard gaan met een verhoging van de lasten. En dat willen we niet. Een voorbeeld is de zorgsector. Uit onderzoek blijkt dat onder andere door vergrijzing de kosten daarvan zullen blijven toenemen. Die kun je beperken door te bezuinigen met als gevolg – zoals nu blijkt – een tekort aan voorzieningen. Je kunt ook de lasten verhogen via hogere ziektekostenpremies en/of meer overheidsuitgaven. Maar daarover schreeuwt men moord en brand.

5.               Het ingewikkeldste probleem is het functioneren van de Europese Monetaire Unie. Voor Nederland is de waarde van de euro ondergewaardeerd. Daardoor wordt de export extra gestimuleerd en dus de economische groei en dus de vraag naar arbeid. Het gevolg van die onderwaardering is een te hoog overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans van 9,1% van het bruto binnenlands product in 2022. De Europese Commissie en de ECB hebben Nederland hierop al enkele malen gewezen. Vooral de West-Europese en Scandinavische landen profiteren van de laaggewaarde euro. Daarentegen is de euro voor de Zuid-Europese landen overgewaardeerd, wat slecht is voor hun concurrentiepositie. Het ontbreekt aan een effectief Europees regionaal beleid dat deze landen ondersteunt.

 

Dit zijn in her kort de oorzaken van het slecht functioneren van de arbeidsmarkt met te veel vacatures. Oplossing daarvan vraagt veel politieke moed.

 



[i] Zie bijv. in ESB van 15 juli 2021.