De drogredenen van het pensioenakkoord

Nederland heeft momenteel een pensioenstelsel waarop het trots mag zijn. Het pensioenakkoord zal daaraan een eind maken. De gebreken die aan het huidige stelsel kleven, zullen niet worden weggenomen maar juist voorgoed onoplosbaar worden. Het akkoord is namelijk gebaseerd op een aantal drogredenen. Het is verbazingwekkend dat vakbonden het ondertekenden en sociaal-democraten er mee akkoord zullen gaan.

 

Als het pensioenakkoord is ingevoerd, hebben pensioengerechtigden een eigen pensioenpotje. Ieder jaar kunnen ze de omvang van hun opgebouwde pensioenvermogen zien. De uiteindelijke uitkering is echter onbekend. Die hangt af van de economische situatie in het jaar van uitkering. In de huidige situatie weten de pensioengerechtigden ieder jaar hoeveel zij aan pensioenrechten hebben opgebouwd en wat de uitkering zal zijn. Volgens het nieuwe akkoord blijven de pensioenvermogens weliswaar collectief beheerd, maar te verwachten is dat bij tegenvallers zal worden aangedrongen op individueel beleggen. Waartoe dat kan leiden, is gebleken tijdens de bankencrisis in de Verenigde Staten in 2007 toen veel gepensioneerden hun pensioenpotje zagen ineenschrompelen. Bovendien is bij tegenvallers te verwachten dat de overheid onder druk komt te staan om de pensioenen aan te vullen.

 

De bankencrisis heeft in Nederland niet geleid tot nominale verlaging van pensioenen. Wel is in strijd met gedane toezeggingen de afgelopen jaren niet geïndexeerd omdat een beleidsmatige opgelegde lage rekenrente is toegepast die geen rekening houdt met de goede rendementsontwikkeling van de pensioenfondsen. De hierdoor ontstane bevriezing mag overigens gerust een ernstige inbreuk worden genoemd op overeengekomen arbeidsvoorwaarden. Als pensioenuitkeringen afhankelijk worden van de economische situatie, hebben de pensioenen bovendien een procyclisch effect, waardoor een evenwichtige economische ontwikkeling extra wordt belemmerd.

 

Volgens de ondertekenaars van het akkoord, sociale partners en kabinet, sluit het nieuwe pensioenstelsel beter aan bij de huidige flexibele arbeidsmarkt. Ze zijn kennelijk vergeten dat de problemen daarvan juist zouden worden opgelost. Zij vinden ook dat het akkoord beter rekening houdt met onzekere economische ontwikkelingen. Hieruit blijkt een slecht historisch besef. Er zijn meer moeilijke tijden geweest. Bijvoorbeeld gedurende de jaren tachtig. Sociale partners sloten toen wel een Akkoord van Wassenaar, maar niemand kwam op de gedachte het pensioenstelsel aan te pakken. Integendeel, er werden regels bedacht om de werkloosheid te bestrijden door middel van vervroegde pensionering.

 

De grootste drogreden van het akkoord is de stelling dat er met het huidige stelsel een pensioensubsidie plaatsvindt van jongeren naar ouderen: jongeren betalen te veel premie en ouderen te weinig. Het spreekt vanzelf dat een ingelegde euro van jongeren langer rendeert dan die van ouderen. Gedurende iemands levensloop maakt dit niet uit, want er mag toch van worden uitgegaan dat jongeren ook eens ouder worden. Ik kan me overigens goed voorstellen dat jongeren een lagere premie willen betalen dan ouderen. Zij staan aan het begin van hun carrière. Ze maken studiekosten, vormen een gezin en hebben te kampen met forse stijging van woonlasten. Daarentegen zie je veel ouderen met volle teugen genieten van hun pensioen. Dit is echter vooral een probleem van een onrechtvaardige inkomens- en vermogensverdeling, dat zich doorvertaalt naar de pensioenen. In feite kan eerder worden gesproken van een pensioensubsidie van ouderen naar jongeren. De afgelopen decennia hebben de fondsen vanwege de te lage rekenrente en het niet indexeren van de pensioenen immers enorme vermogens opgebouwd.

 

Een groot probleem van ieder pensioenstelsel is dat het een wissel trekt op een onvoorspelbare toekomst. Het pensioenbeleid is daarom met onzekerheden omgeven. In het akkoord worden die onzekerheden geaccepteerd waardoor een lage rekenrente geen probleem meer is. Helaas krijgen we daarmee geen beter pensioenstelsel. Wat moet er dan gebeuren? Het zou wenselijk zijn als christen- en sociaal-democraten weer het enthousiasme zouden opbrengen waarmee ze in de jaren vijftig van de vorige eeuw de AOW invoerden om voor iedere Nederlander een “goede oude dag” mogelijk te maken. Het zou voor hen een uitdaging moeten zijn om de onrechtvaardigheden in het huidige stelsel, waardoor goed opgeleide en goed verdienende werknemers bevoordeeld worden, te corrigeren. Dat zou kunnen door de huidige pensioenfondsen en de AOW te integreren tot een nationaal fonds, met een kapitaaldekking gebaseerd op een rekenrente die rekening houdt met de rendementsontwikkeling en met een omslagstelsel. Wie durft?