Borstlap heeft gesproken, maar wordt er ook geluisterd?

De Commissie Regulering van Werk heeft voor minister Koolmees een prachtig eindrapport geschreven: In wat voor land willen wij werken? Haar opdracht was te onderzoeken “hoe werk er in de toekomst uit gaat zien en met wat voor wetten en regelgeving de overheid daar het beste bij kan aansluiten”. Tijdens de presentatie op 23 januari jl. maakte haar voorzitter, Hans Borstlap, korte metten met het arbeidsmarktbeleid van de laatste jaren. We moeten de bakens verzetten en snel ook. Zo niet dan loopt ons verdienvermogen gevaar. In zijn woorden: “Het stimuleren van flexwerk, dat we volop doen, leidt tot versplintering van het bedrijfsleven. Slecht voor de productiviteit. Bovendien wordt veel te weinig geïnvesteerd in (praktijk)scholing en ontwikkeling. Er staan te veel mensen langs de kant. De nonchalance en gelatenheid die we hier met z’n allen nog steeds vertonen is ronduit gevaarlijk en bedreigend voor de welvaart van nu en straks”. Dat kunnen de politici die de laatste jaren verantwoordelijk waren voor het arbeidsmarktbeleid in hun zak steken.

 

Kort vóór de presentatie verschenen nog twee rapporten over hetzelfde onderwerp – alsof het was afgesproken – over het falen van het huidige arbeidsmarktbeleid. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) publiceerde een vernietigend evaluatierapport over de participatiewet (zie mijn blog van 28 november 2019) en de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) publiceerde op 20 december 2019 Het betere werk; de nieuwe maatschappelijke opdracht. De drie rapporten vullen elkaar goed aan.

 

De Commissie-Borstlap baseert haar voorstellen op een samenhangende visie op het functioneren van de arbeidsmarkt. Bij het beoordelen van de voorstellen moet die samenhang niet uit het oog worden verloren. Dat vraagt om vertrouwen van werkgevers en werknemers. Samen moeten ze bereid zijn de noodzakelijke veranderingen aan te gaan. Zo ontstaat een win-win-situatie, waarbij “iedereen actief meewerkt aan de verwezenlijking van eigen en gemeenschappelijke welvaart in brede zin”. De commissie noemt daarvoor vier vereisten. Kort samengevat:

1.     Werkgevers moeten wendbaar zijn, flexibiliteit binnen de onderneming zoeken en oog hebben voor het belang van duurzame arbeidsrelaties.

2.     De arbeidsmarkt moet duidelijk zijn met drie ‘rijbanen’: voor zelfstandigen, voor werknemers met een contract voor (on)bepaalde tijd en voor tijdelijk werk op uitzendbasis.

3.     Werkenden moeten weerbaar zijn en daarom bereid zijn met ondersteuning en bescherming zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.

4.     Er moet sprake zijn van wederkerigheid tussen werkenden, werkgevers en het collectief. Iedereen betaalt daaraan mee met premies en belastingen. Van de beroepsbevolking wordt een actieve werkhouding verwacht. Als dat niet lukt wordt collectieve ondersteuning geboden.

 

Om die samenhang te realiseren zou volgens de commissie het kabinet de regie moeten nemen om tot een brede maatschappelijke alliantie te komen. Als dat lukt zal de arbeidsmarkt anders functioneren. Er zal een eind komen aan de wirwar van flexibele arbeidscontracten, oneigenlijke zzp’ers zullen er niet meer zijn, tijdelijk werk zal alleen mogelijk zijn via een goed geregeld uitzendwezen, er komt voor alle werkenden een basisverzekering arbeidsongeschiktheid en voor iedereen vanaf de geboorte een individueel leer- en ontwikkelbudget. Ook moeten er loopbaanwinkels worden gevormd, waar zowel werkenden als werkzoekenden persoonlijk advies kunnen krijgen over hun ontwikkelmogelijkheden en zo nodig worden ondersteund met re-integratie. Bij de re-integratie zal geen verschil in behandeling meer worden gemaakt tussen werkzoekenden met een bijstands- en met een ww-uitkering.

 

Deze korte schets van de belangrijkste voorstellen uit het rapport-Borstlap maakt duidelijk dat er heel veel zal moeten veranderen aan de financiering en organisatie van het arbeidsmarktbeleid. Ook zullen ingrijpende wijzigingen nodig zijn in het belasting-  en arbeidsrecht en in de sociale zekerheid. Daarmee wordt tevens de zwakte van het rapport duidelijk. Uit de reacties van politici en sociale partners blijkt, dat de noodzakelijke samenhang van maatregelen nauwelijks wordt gezien. Men haalt de krenten eruit die passen en verschanst zich in het eigen honk. Een vergelijking met het eerste belangrijke rapport over het arbeidsmarktbeleid dat ooit verscheen ligt voor de hand. In 1914 rapporteerde een staatscommissie in een uitvoerig rapport over werkloosheidsbestrijding met voorstellen die tot in de jaren dertig ter discussie stonden. Laat zo’n vertraging In wat voor land willen wij werken? niet gebeuren.

 

Minister Koolmees sprak tijdens de presentatie van het rapport zijn waardering uit voor het werk van de samenstellers. Hij doet er verstandig aan meteen de regie voor de gevraagde maatschappelijke alliantie op zich te nemen en er zo voor te zorgen dat er snel naar Borstlap wordt geluisterd.