Het pensioendebacle

 

Vanaf de jaren vijftig heeft Nederland een solidair pensioenstelsel, dat wereldwijd waardering oogst en waarop we trots mogen zijn. Dat stelsel staat thans behoorlijk ter discussie. Het kabinet wil vanuit neoliberale beginselen de problemen in het stelsel oplossen met, vrees ik, als eindresultaat een Amerikaans stelsel waaruit de collectieve solidariteit is verdwenen. Ik werd dan ook niet vrolijk van de brief van minister Koolmees van 1 februari jl. over de vernieuwing van het pensioenstelsel en van het overleg daarover in de Tweede Kamer op 6 februari. ‘Overleg’ bestond hier overigens uit continu langs elkaar heen praten en de eigen standpunten herhalen.

 

Op die manier wordt er al jarenlang gediscussieerd over een nieuw pensioenstelsel en economen schrijven er veel ingewikkelde analyses over, maar de standpunten lijken vastgeroest. Dat de onderbouwing daarvan vaak zwak is, doet er niet toe. Eigenlijk bestaan er vier problemen met het huidige pensioenstelsel[1]:

1.      we worden steeds ouder;

2.      het financieel toetsingskader (ftk) is te streng;

3.      de arbeidsmarkt flexibiliseert;

4.      we worden steeds individualistischer.

 

De eerste drie problemen zijn gemakkelijk op te lossen, maar dat gebeurt niet vanwege het vierde probleem. Ik ga ze kort duiden.

 

1. Mede door de voortgang van de medische wetenschappen neemt onze levensduur in goede gezondheid toe. Om te voorkomen dat een steeds kleiner wordend deel van de beroepsbevolking een steeds grotere groep ouderen moet onderhouden is het vanzelfsprekend dat de pensioenleeftijd wordt gekoppeld aan de levensverwachting. De vorige staatssecretaris Klijnsma (PvdA) is daarmee gestart; misschien wat snel vanwege de bezuinigingsdrang van toen, maar die start was terecht. Helaas heeft ze daarbij geen rekening gehouden met het feit dat mensen met een hoge opleiding veelal langer leven dan mensen met een lage opleiding, veelal mensen met een zwaar beroep. Het is dan ook terecht voor de laatste groep een uitzondering te maken.

 

 2. Het FTK staat in de kamerdebatten nauwelijks ter discussie. De Nederlandsche Bank heeft gezegd dat de pensioenfondsen de marktrente als rekenrente moeten gebruiken, dus vindt de politiek dat ook. Probleem is dat de marktrente door de Europese Centrale Bank (ECB) met opzet laag wordt gehouden om de economie te stimuleren. In ESB van 18 juli 2017 schreef ik al dat dit slecht is voor de pensioenen omdat deze vorm van monetair beleid niet werkt[2]. Dat het rentebeleid niet werkt staat ook voorzichtig geformuleerd in een recente studie van het Centraal Planbureau, waarin niet kon worden aangetoond dat het rentebeleid van de ECB effectief is[3]. Door de rentedaling van de afgelopen vijftien jaar is er bovendien een forse herverdeling van vermogen op gang gebracht van oud naar jong. Vanwege het falende rentebeleid konden de pensioenen niet worden geïndexeerd, hadden daardoor een negatief effect op de bestedingen en waren procyclisch: ze bevorderen conjunctuurschommelingen. Wat zal er gebeuren als er een recessie komt? De kans daarop is zeker aanwezig. De meest recente ramingen van het Centraal Planbureau wijzen al op een afvlakking van de economische groei en de ECB denkt voorlopig nog niet aan verhoging van de rente.

 

3. De flexiblisering van de arbeidsmarkt is eigenlijk geen pensioen-, maar een arbeidsmarktprobleem. Nederland staat binnen Europa aan de top wat betreft de toename van het aantal tijdelijke contracten en zzp’ers. Daardoor bouwt thans 13% van het aantal werknemers geen pensioen op. Het lijkt mij beter dit probleem met arbeidsmarktbeleid op te lossen dan met een aanpassing van de pensioenen, zoals het stimuleren van collectieve arbeidsovereenkomsten waarin pensioenafspraken worden gemaakt. Ook kan het nuttig zijn de samenwerking tussen pensioenfondsen te verbeteren en eventueel fondsen te laten fuseren.

 

4. De brief van Koolmees is een krachtig symptoom van toenemende individualisering. De onmacht van sociale partners om een pensioenakkoord te sluiten grijpt hij aan om de liberale stokpaardjes van het kabinet te berijden. Iedereen krijgt een eigen pensioenpotje met een collectieve buffer, om te voorkomen dat er een herverdeling van jong naar oud en van laag- naar hoogopgeleiden plaatsvindt. De huidige doorsneesystematiek, waarbij jong en oud dezelfde premie betalen kan dan worden afgeschaft. De minister wil meer maatwerk waarbij beleggingsrisico’s per persoon kunnen variëren. Hij wil daarbij ook de mogelijkheid scheppen ineens een bedrag op te nemen. Als je dan ook nog de huidige nominale garanties afschaft, heb je meteen het probleem van de rekenrente omzeild. Het gevaar is wel dat daardoor de persoonlijke pensioenpotjes steeds individueler dreigen te worden en het pensioenstelsel niet veel meer wordt dan de verplichting voor iedere burger om een pensioenverzekering af te sluiten.

 

De minister heeft haast. Vóór de zomer wil hij al het nodige uitgewerkt hebben. Daartoe heeft hij overleg gepland met de Europese Commissie over wijzigingen in het belastingstelsel, met de Stichting van de Arbeid (vreemd genoeg niet de SER), laat hij CPB en RIVM berekeningen uitvoeren en heeft hij een commissie onder voorzitterschap van Dijsselbloem benoemt om een nieuw FTK voor te bereiden. Met dat laatste weet hij zich kennelijk verzekerd van steun van de PvdA. Dat alles zal ertoe leiden dat het huidige prachtige stelsel verdwijnt. Een stelsel dat met brede ondersteuning tot stand kwam in een periode met minder welvaart, maar wel met evenveel economische onzekerheden als thans. Jammer dat de solidariteit van toen kennelijk niet meer bestaat.

 



1 Zie ook mijn blog van 18 juni 2018, Pensioendebat rijk aan misleiding.

2 https://esb.nu/blog/20029997/pensioendiscussie-mag-wel-wat-breder

3 Adam Elbourne and Kan Ji, Do SVARs identify unconventional monetarypolicy shocks?, CPB, Den Haag, 2019