Robotisering te lijf

 

Technische ontwikkeling is van alle tijden en wordt met argusogen bekeken. Niet door de techneuten, want zij leven ervan, en niet door ondernemers die meer winst verlangen. Weerstand ertegen begon al in de 19e eeuw met de industriële revolutie toen stoomkracht veel menskracht verving. Thans is de revolutie van de robotica aan haar opmars begonnen. Zullen robots niet alleen veel arbeid overbodig maken, maar ook de menselijke intelligentie?

 

Tot nu toe viel het mee met de nadelige gevolgen van automatisering omdat ze steeds gepaard ging met economische groei. Er gingen weliswaar banen verloren, maar er ontstonden meer nieuwe banen. Door aanpassing van onder meer onderwijs en scholing was ze zelfs positief. In perioden van hoge werkloosheid is de argwaan tegen automatisering hoger dan in perioden van lage werkloosheid. We zien dat thans, maar ook in de jaren tachtig toen met zorg naar de technologische ontwikkeling werd gekeken en de werkloosheid opliep tot boven de 10 procent.

 

De argwaan was toen wereldwijd. Vandaar dat de OESO in 1985 een belangrijke conferentie in Tokio organiseerde over “Micro-electronics and Labour”. Er was voor Tokio gekozen omdat Japan vooropliep met digitalisering; niet alleen met toepassing ervan, maar ook met maatregelen om werkloosheid te voorkomen. Ik werkte toen bij het Ministerie van Sociale Zaken en kreeg van de minister opdracht de conferentie bij te wonen en terug te komen met aanbevelingen. Ik keek mijn ogen uit bij Nippon Electric Company (NEC), waar toen al zelfrijdende wagentjes de interne post bezorgden en video-conferencing veel werd toegepast.

 

De aanbevelingen betroffen vooral het voeren van een industriebeleid, gericht op economische groei door middel van het gebruik van micro-electronica om kapitaal- en energiekosten te besparen en het arbeidsmarktbeleid door onder meer scholing daarop aan te passen. Nederland had daar al ervaring mee. Arbeidsvoorziening ging zelfs over tot het voeren van sectorbeleid waarmee de arbeidsbureaus perspectiefvolle bedrijven konden ondersteunen met loonkostensubsidies en scholing. Nederland heeft de automatiseringsgolf van toen probleemloos verwerkt. Daarbij moet wel worden vermeld dat de hoge werkloosheid toen niet werd veroorzaakt door automatisering, maar door te hoge arbeidskosten. Daaraan kwam een eind door het  Akkoord van Wassenaar in 1982 tussen sociale partners en overheid.

 

Momenteel zitten we in een geheel andere situatie. De hoge werkloosheid thans wordt vooral veroorzaakt doordat er de afgelopen jaren, ondanks een spaaroverschot, te weinig is geïnvesteerd. De lonen zijn eerder te laag dan te hoog. Het aandeel van de arbeidslonen in het nationale inkomen, de zogenaamde arbeidsinkomensquote, was in de jaren tachtig hoger dan 80 procent. Sindsdien trad er een trendmatige daling op tot 73 procent nu. Robotisering wordt nu vooral toegepast om de kosten van productie- en dienstverleningsprocessen te verlagen en niet om nieuwe producten te ontwikkelen. De economische groei die daardoor ontstaat zal tot verlies van arbeidsplaatsen leiden; vooral in de middenklasse omdat robots steeds slimmer worden door kunstmatige intelligentie.

 

Eigenlijk wordt die kunstmatige intelligentie al sluipenderwijs toegepast vanaf de jaren tachtig. Aan de uitvoering van veel administratieve systemen komt geen mens meer te pas. Persoonlijke behandeling bij tal van instanties (belastingdienst, banken, verzekeringen, uitkeringsinstanties enz.) komt steeds minder voor. Brieven worden, niet ondertekend, automatisch verzonden. Grote internetbedrijven als Google en Facebook weten meer van de individuele burgers, dan die burgers zelf. Internethandel floreert daardoor.  Boedistische tempels in China bieden de mogelijkheid met een QR-code te communiceren met een robotmonnik. Amazon kocht supermarkt Whole Foods, verlaagde de prijzen tot 40 procent en verhoogde zijn omzet daardoor met 25 procent. Stel je eens voor dat Facebook een grote Nederlandse supermarktketen opkoopt...

 

Wat daartegen te doen? De tijd heeft geleerd dat zonder drastische ingrepen dit proces niet is te keren. De animo om de technische ontwikkeling in een goede richting te sturen is na de jaren tachtig verdwenen. Toch zullen politici iets moeten doen. Meer groei, minder werkgelegenheid en een dalend aandeel van de arbeidsinkomens in die groei, roepen om maatregelen in de inkomens- en vermogensverdeling. Emiritus hoogleraar economie, Nic Douben, schreef daarover een lezenswaardig boekje: Robot, werk en inkomen (uitgeverij Boekscout Soest). Douben, toch niet bekend staand als radicaal links, schrijft dat de technologische ontwikkeling zijn eigen gang gaat. Mondiale grote internetbedrijven maken daarvan goed gebruik waardoor er van een vrije markt geen sprake meer is. “De groei van de hierdoor opgeroepen maatschappelijke ongelijkheid onder de bevolking leidt stap voor stap tot het ontstaan van een ‘robot-age’ feodalisme”. Hij verlangt van overheden en maatschappelijke organisaties een fundamenteel nieuwe aanpak en geen pleisterwerk, zoals tot nu toe. Daaronder vallen zijns inziens vormen van een basisinkomen.

 

Mijn conclusie is deze: als opbrengsten door toenemende robotisering vooral naar grote, vaak internationale ondernemingen gaan, het arbeidsinkomen achterblijft en banen verloren gaan, ontkomt geen overheid aan het nemen van corrigerende maatregelen en maak gebruik van de ervaringen van de jaren tachtig.