Gooi met verkoop Eneco niet kind met badwater weg

Dezer dagen beslissen gemeenten over de verkoop van Eneco. 53 gemeenten, waarvan het merendeel Zuid-Hollandse, moeten vóór 31 oktober a.s. een principebesluit nemen. Na kennisneming van de voorbereidende stukken viel mij op dat het besluit eigenlijk al is genomen. Daarmee rijst de vraag, hoe klimaatbewust onze Zuid-Hollandse gemeentebesturen zijn.

 

De voorgestelde verkoop van Eneco is een gevolg van de Wet Splitsing Energiebedrijven van 2006. Deze schrijft ontvlechting voor van productie- en leveringsbedrijven van de netbeheerders. Alleen de netbeheerders moeten in overheidshanden blijven. Eneco heeft zich lang tegen splitsing verzet. Begin dit jaar verloor ze echter de rechtszaak tegen de staat.

 

De Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van Eneco reageerden direct. In een uitgebreid Bericht aan de aandeelhouders zetten ze uiteen dat Eneco een publiek belang dient en dat daarom de aandelen in bezit van gemeenten moeten blijven. Eneco is de “Marktleider in de energietransitie”, heeft succes met de productie van alternatieve energiebronnen en werkt zo mee aan realisatie van het Energieakkoord.

 

Het bericht was niet overtuigend voor de aandeelhouderscommissie, de AHC, die optreedt namens de gemeenten. In een consultatiedocument adviseren zij de gemeenten Eneco te verkopen. De AHC heeft een hoog liberaal karakter, en het dagelijks bestuur wordt gevormd door wethouders van Rotterdam, Den Haag en Delft, allen lid van D’66. Samen bezitten deze drie gemeenten meer dan 50 procent van de aandelen. Daarmee lijkt het besluit tot verkoop vast te staan.

 

Zowel de standpunten van Eneco als die van de AHC bevatten zwakke punten. Eneco maakt overtuigend duidelijk dat Eneco een grote en vooruitstrevende rol vervult bij de realisatie van het energieakkoord. Ze vergeet helaas dat we in de 21e eeuw leven en niet meer in de 20e eeuw. Gemeenten mogen dan weliswaar eigenaar zijn, maar door Splitsingswet en aanbestedingsregels moeten ze Eneco behandelen als ieder ander privaat energiebedrijf. Ze mogen hun “eigen bedrijf” dus niet bevoordelen. Dat was anders tot in de jaren zeventig toen veel gemeenten hun eigen energiebedrijf hadden. Gemeenteraden zagen er op toe dat het beleid ervan, zoals de tariefstelling, in het belang van burgers was. Daarna zijn de gemeentelijk energiebedrijven gefuseerd tot grote regionale bedrijven.

 

 De AHC gaat nauwelijks in op de waarde van Eneco voor de energietransitie. Het gaat haar slechts om de aandeelhouderswaarde van ruim € 2,5 miljard . Gemeenten mogen de verkoopopbrengst vrij besteden. Dan moet je dus maar hopen dat deze niet voor een groot deel wordt verjubeld zoals bij de verkoop van eerdere energiemaatschappijen. Het AHC-pleidooi om te verkopen wordt nog zwakker door te verwijzen naar een WRR-advies uit 2000 waarin publieke belangen worden gedefinieerd als “maatschappelijke belangen waarvan de overheid de behartiging aantrekt op grond van de overtuiging dat het betreffende belang anders niet goed tot zijn recht komt". De AHC trekt dit citaat volkomen uit zijn verband, want de WRR zegt vervolgens dat wat een maatschappelijk belang is “bij uitstek een politieke vraag is”. De AHC nam dus een politieke beslissing.

 

Wat had er moeten gebeuren? Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen en AHC hadden een neutrale analyse moeten maken van voor- en nadelen. Daarbij hadden ze ermee rekening moeten houden dat de energiewereld nog meer grote veranderingen te wachten staan. Voorkomen moet worden dat Eneco in de toekomst in handen komt van investeerders die aandeelhoudersbelang voorop stellen. Wellicht zullen we gemeenten in de toekomst hard nodig hebben voor het ontwikkelen van een klimaat- en maatschappelijk bewust energiebeleid. Niet onbelangrijk is dat niet mag worden vergeten dat Eneco werk biedt aan 35.000 werknemers. Gooi geen kind met het badwater weg. Eens verkocht, blijft verkocht.