Inflatiespook vraagt om sociaal- en klimaatakkoord

 

Inflatie lijkt op een spook dat zo nu en dan opduikt en waartegen we niets kunnen doen. Het is er weer. Verwachtte het Centraal Planbureau in september nog een prijsstijging van 2,3% in 2021, het Centraal Bureau voor de Statistiek signaleerde in oktober al een stijging van 3,4%. In de Europese Unie is de stijging zelfs 4,1%. De Europese Centrale Bank beweert dat de huidige stijging tijdelijk is en dat ze daarom blijft streven naar 2% inflatie op middellange termijn door middel van het blijven opkopen van schulden en het laag houden van de rente. Steeds meer economen twijfelen hieraan; zelfs de president van De Nederlandsche Bank, Knot, tijdens een speech op een conferentie van de UBS Investment Bank op 9 november voor zo’n honderd financiële topmensen.

 

De grootste oorzaak van de huidige inflatie is de energieprijs. Een vergelijking met de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ligt voor de hand. Was toen een overvloed aan gasinkomsten de oorzaak van inflatie, momenteel zorgt juist een tekort aan gas daarvoor. Hoe zit dat? In de jaren zeventig en tachtig kampte Nederland met stagflatie: een stagnerende economie met inflatie. Als gevolg daarvan was er een hoge werkloosheid en een tekort op de betalingsbalans. Belangrijke oorzaak was de grote uitvoer van aardgas waardoor de waarde van de gulden steeg. Deze stijging belemmerde de exportpositie van veel bedrijven en stimuleerde de invoer van consumptiegoederen. Bovendien werden de aardgasbaten consumptief aangewend, zowel privaat als publiek. Noorwegen dat ook over veel aardgasinkomsten beschikte, had deze problemen niet omdat het deze inkomsten reserveerde voor de toekomst. Het oplossen van de Nederlandse problemen werd belemmerd door een loon/prijsspiraal, die moeilijk te doorbreken was vanwege de automatische prijscompensatie. Daardoor gingen in die jaren de loononderhandelingen slechts over ca. 1,5% reëel loon, terwijl de lonen daarnaast automatisch extra met ca. 6% stegen vanwege de inflatie.

 

In 1979 schreef ik daarover een column in het economenvakblad ESB. Dit blad speelde toen  een gezaghebbende rol in het Nederlandse beleidsdebat. Ik was niet tegen prijscompensatie, maar bepleitte dat deze compensatie niet automatisch moest zijn, maar onderdeel moest vormen van de reguliere loononderhandelingen. De last zou dan worden gelegd bij bedrijven en sectoren die daarvoor voldoende ruimte hadden. Ik werd vervolgens door mijn toenmalige werkgever de SER op het matje geroepen. Vooral de FNV, nota bene mijn bond, was furieus. Hoe kon een secretaris van commissies, die adviseerden over het sociaal-economische beleid, een persoonlijk standpunt ventileren? Maar toch, drie jaar later werd in het Akkoord van Wassenaar de automatische prijscompensatie afgeschaft met instemming van de vakbeweging.

 

Zo erg als toen is het nu gelukkig niet. De inflatie is lager, de werkloosheid is laag, er zijn zelfs veel openstaande vacatures en de exportpositie van Nederland is sterk. Toch is voorzichtigheid geboden. De stijgende gasprijs zou wel eens een signaal kunnen zijn van kostenstijgingen als gevolg van klimaat- en energiebeleid in de nabije toekomst. Want die komen er zeker. Te gemakkelijk wordt gezegd dat daarbij de laagstbetaalden moeten worden ontzien zonder er bij te vertellen hoe. Wel trok het kabinet in oktober 2,7 miljard euro uit voor verlaging van de energiebelasting. Dat betekent voor huishoudens gemiddeld 430 euro per jaar. Het is de vraag of dit soort maatregelen ook in de toekomst mogelijk zijn. De overheid zal niet altijd over voldoende financiële middelen beschikken, zoals thans, zonder lastenverhoging. De FNV kondigde in september al forse eisen aan voor de loononderhandelingen in 2022: 100 euro per maand en een algemene prijscompensatie, omdat “werknemers het beu zijn om jaar op jaar te moeten onderhandelen over de inflatiecorrectie”. De FNV kon uiteraard niet weten dat het kabinet daarna met een verlaging van de energiebelasting zou komen. Als ze bij haar standpunt blijft, zou ze voeding kunnen geven aan een loon/prijsspiraal zoals in de jaren zeventig en tachtig. Beter is het mensen erop voor te bereiden dat klimaatbeleid wel eens een beperking van de koopkracht zou kunnen betekenen, vooral als de economische groei stagneert.

 

Eigenlijk weten we niet goed raad met de bestrijding van het inflatiespook. Juist nu schaarste dreigt en maatregelen nodig zijn om de aarde leefbaar te houden, is het verstandig niet te wachten tot de nood hoog is. Daarom zou het geweldig zijn als er nu een sociaal- en klimaatakkoord wordt gesloten tussen sociale partners en kabinet met een eerlijke verdeling van de lasten, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de koopkracht wellicht niet oneindig blijft doorgroeien. Ik hoop dat de FNV niet weer boos op me wordt.