Slavernij bestaat nog steeds

Produceren in India is een slimme zet, zo las ik op de website https://www.indiaconnected.nl. De arbeidskosten zijn er laag: het minimumloon bedraagt er € 125 per maand, Indiërs spreken goed Engels en het personeel is goed opgeleid. De site geeft tips om goed personeel in India te vinden. Ter vergelijking: in Nederland bedraagt het minimumloon € 1700 per maand. Bekijk je meer arme landen dan zie je dat de arbeidskosten daar zo’n 15 à 20% van die in Nederland zijn. Het is dus niet zo vreemd dat een groot deel van de in het Westen verkochte artikelen in niet-westerse landen wordt geproduceerd. Maar ook in Europa bestaan grote verschillen. De arbeidskosten in Bulgarije en Roemenië bedroegen in 2019 26% resp. 21% van de Nederlandse arbeidskosten. Nederland is daardoor heel aantrekkelijk voor arbeidsmigranten uit die landen. Voor het hogere loon worden ze overigens dikwijls uitgebuit via slechte arbeids- en leefomstandigheden. Eigenlijk is er niet zo veel verschil met de slavernij in het verleden. Buitenlandse arbeidskrachten worden enkel gezien als productiemiddelen.

 

Een belangrijke oorzaak van de slavernij werd in 1926 treffend verwoord door de Nederlands-Surinaamse auteur Albert Helman in de epiloog van zijn roman Zuid-Zuid-West. Hollanders kennen volgens hem Suriname “alleen nog als een nadelige post op de jaarlijkse begroting…. Gij berekent sluw hoeveel jaren vrijdom van belasting de verkoop van dit land u kan geven. Suriname, uw voormalig suikerland, nietwaar? .... Onderwijl zitten gehuurde ministers het batig saldo van de Oost te berekenen en schuimbekken over de schadepost van de West”. Helman schreef dit ruim 60 jaar na de afschaffing van de slavernij. Deze moest gecompenseerd worden met schadeloosstelling van de eigenaren van de slaven! Over de slaven zelf ging het niet, deze waren slechts productiemiddelen. Een ander schrijnend voorbeeld daarvan deed zich voor in Haïti. In zijn boek Kapitaal en Ideologie (2019) schenkt de Franse econoom Piketty daaraan veel aandacht. De afschaffing van de slavernij daar in 1825 ging gepaard met het verkrijgen van zelfstandigheid na een slavenopstand. Frankrijk wilde die alleen erkennen als het schadeloos zou worden gesteld. Dat kwam neer op 300% van Haïti’s nationale inkomen. Pas in 1950 was de schuld volledig afgelost. Overigens: in 1863 werd in Suriname de slavernij afgeschaft, maar het was geen echte afschaffing. De slaven die waren vrijgemaakt, moesten nog 10 jaar onder staatstoezicht voor hun slavenhouders blijven werken. Iets dergelijks gebeurde op de Nederlandse Antillen. Zowel de “suikerlanden” in de West als in Oost bleven daarna nog jaren koloniën met als doel het opleveren van een batig saldo.

 

Deze maand werd de afschaffing van de slavernij herdacht met een pleidooi om van 1 juli een nationale herdenkingsdag te maken. Daarbij moet niet worden vergeten dat nog steeds in vooral arme landen onder slechte arbeidsomstandigheden en -verhoudingen arbeid slechts wordt gezien als een productiefactor, met als doel zo goedkoop mogelijk te produceren. De revenuen daarvan gaan niet alleen naar bedrijven; ook wij als consumenten profiteren ervan. De welvaart in het Westen wordt voor een deel op deze manier gerealiseerd. Laten degenen die terecht de slavernij herdenken zich daarvan bewust zijn. Vooral nu tijdens de wereldwijde Corona-pandemie blijkt dat ook ditmaal de arme landen achter in de rij staan bij het verkrijgen van vaccins.