Geen industriebeleid zonder consumptiebeleid

De wereld staat economisch en sociaal voor grote uitdagingen. Hoe lossen we op korte termijn de corona-problemen op en hoe combineren we dit op lange termijn met een klimaat- en milieubeleid om de aarde leefbaar te houden? Steeds vaker klinken geluiden dat er een industriebeleid moet worden gevoerd om maatschappelijke en economische problemen consequent aan te pakken. Maar hoe doe je dat concreet? Zoals bij zoveel problemen kan het nuttig zijn, te kijken naar hoe men dit in het verleden deed. Dat stemt niet altijd tot tevredenheid, maar je kunt er wel van leren.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd naar aanleiding van de rapporten van de Club van Rome niet alleen gepleit voor een industriebeleid, maar ook voor een consumptiebeleid. Beide moesten ervoor zorgen dat de aarde leefbaar zou blijven. Het industriebeleid, toen investeringsbeleid genoemd, is als enige doorgevoerd, zij het met gering succes. In 1976 kwam de minister van Economische Zaken in het kabinet-DenUyl, Lubbers (CDA), met zijn Nota inzake de Selectieve Groei. Hij bereidde de Wet Selectieve Investeringsregeling (SIR) en de Wet Investeringsrekening (WIR) voor die door zijn opvolger Van Aardenne (VVD) werden ingevoerd. De SIR beoogde investeringen in de Randstad en de Veluwe te belemmeren en de WIR subsidieerde investeringen en gaf toeslagen voor kleinschalige-, milieu- en energie-investeringen. De beoogde arbeidsplaatsentoeslag werd nooit ingevoerd. Van Aardenne schafte ze eind jaren tachtig ook weer af. Sindsdien is een industriebeleid om maatschappelijke doelen te realiseren nooit meer gevoerd.

Hoe zit het met consumptiebeleid? Dit is iets anders dan consumentenbeleid, gericht op het behartigen van consumentenbelangen. Onder consumptiebeleid wordt verstaan het ingrijpen door de overheid in het bestaande consumptiepatroon om zo bepaalde maatschappelijke doelen dichterbij te brengen. Minister Lubbers voelde wel wat voor consumptiebeleid in aanvulling op zijn investeringsbeleid en liet daarom een consumptienota opstellen. Deze is echter vanwege de val van het kabinet-Den Uyl nooit uitgebracht en gepubliceerd. Zijn opvolger moest er niets van hebben. Dat gold overigens ook voor Den Uyl, die consumptiebeleid onzin vond. Zijn PvdA volgde hem daarin. Aan de consumentensoevereiniteit mocht niet worden getornd! Deze was net zo heilig als nu de soevereiniteit van de markt bij liberale politici. Het ingrijpen in het consumptiepatroon is voor de burger directer dan investeringsbeleid: het raakt iedereen, dus ook de eigen kiezers. Daarom werd toen gekozen voor een consumentenbeleid, waarbij wordt geprobeerd door middel van voorlichting consumenten te inspireren om verantwoord te consumeren.

Thans zien we dat door de coronamaatregelen gericht op economisch herstel en door de wijze waarop burgers daarop reageren, integratie van industriebeleid en consumptiebeleid hard nodig is. Alles wijst erop dat we domweg weer terug willen naar een economie van vóór de corona-pandemie, hoewel er juist nu gelegenheid is meer sturing te geven aan een klimaatbewust economisch beleid. Bovendien kunnen we niet doorgaan met alleen ondernemers te belasten met de oplossing van milieu- en klimaatproblemen, terwijl consumenten ongebreideld hun producten aanschaffen. De wijze waarop ondernemers worden ondersteund was bij de aanvang van de pandemie – omdat snelheid vereist was – goed te begrijpen, maar nu wordt het tijd om daar selectiever mee om te gaan. Dit zou kunnen worden versterkt door een consumptiebeleid, om zo te voorkomen dat ondernemers en consumenten terugvallen op voor de aarde schadelijke gewoontes. Helaas zien we dat nog niet gebeuren. Een duidelijk voorbeeld van verkeerd beleid is het Fieldlab-experiment waarmee bezoekers geleidelijk onder voorwaarden weer evenementen kunnen bezoeken en willekeurige vakantiegangers naar de zon in Rhodos vliegen. Het kabinet heeft daarvoor nota bene 925 miljoen euro uitgetrokken. Het hoofdredactionele commentaar van NRC Handeldsblad sprak terecht van subsidie op een “pretland voor verwende burgers”. Zou het niet beter zijn door middel van een consumptiebeleid burgers te stimuleren minder gebruik te maken van klimaatverstorende vliegreizen? Als we er tevens voor zorgen dat het nationaal groeifonds gerichter wordt ingezet, aanvullend op de corona-maatregelen, kan een hopelijk effectief industrie- en consumptiebeleid worden gerealiseerd.