CPB reproduceert hardnekkig misverstand

 

Voor de tiende keer publiceerde het Centraal Planbureau (CPB) Keuzes in Kaart (KiK), een macro-economische doorrekening van tien verkiezingsprogramma’s. KiK kun je beschouwen als een soort eindexamen voor politieke partijen. Partijen die bij voorbaat verwachtten dat ze zakken (PVV en FvD) zagen er van af. Geconcludeerd mag worden dat alle deelnemers zijn geslaagd. Enige nuance moet daarbij wel worden gemaakt. KiK is geen kieswijzer, maar geeft wel aan wat er in Nederland na de verkiezingen kan gebeuren als recente kiezerspeilingen uitkomen.

 

Het CPB berekende de budgettaire gevolgen en macro-economische effecten van de programma’s voor de komende kabinetsperiode, dus tot en met 2025. Het oriënteerde zich daarbij vooral op de groei van het bruto binnenlands product (bbp), de werkgelegenheid en werkloosheid, de koopkracht, het begrotingstekort en de overheidsschuld. De analyses zijn geen voorspellingen, maar beogen de programma’s zo concreet mogelijk te vergelijken. Het CPB neemt de effecten op de brede maatschappelijke welvaart daarbij niet mee. Daarvoor zouden zijn analyses geïntegreerd moeten worden met analyses van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het SCP is niet, en het PBL is wel door politieke partijen gevraagd de programma’s te analyseren. Wederom met uitzondering van, PVV en FvD.  De VVD sloot zich nu bij deze partijen aan. Uit de analyses van het PBL blijkt dat partijen er niet in slagen de woningnood op te lossen en dat het moeilijk zal zijn het Klimaatakkoord tijdig te realiseren.

 

De berekeningen van het CPB geven een goed kwantitatief beeld van de voornemens van de diverse partijen en van de verschillen daartussen. Zo stijgt het bbp bij alle partijen tussen 1,5% en 1,9% per jaar; bij ongewijzigd beleid zou dit 1,5 % zijn. Het bbp stijgt het meest bij VVD, D66 en PvdA (1,9%). De werkgelegenheid groeit tussen 0,9% en 1,2% per jaar; ook hier het meest bij VVD, D66 en PvdA (1,9%). Deze positieve percentages moeten uiteraard de werkloosheid verlagen, maar dat valt tegen. Bij ongewijzigd beleid zou ze in 2025 4,5% zijn.  Alleen D66 en PvdA slagen erin met 3,5% net iets lager uit te komen dan de werkloosheid van 3,6% op dit moment. Met uitzondering van SGP stijgt bij alle partijen de koopkracht. Het meest bij SP (2%) en PvdA (1,8) en het minst bij CDA (0,4%) en Groen Links (0,9%). De verdeling van de koopkrachtstijging verschilt uiteraard per partij.

 

Tot zover is alles goed. Echter, bij de beoordeling van de overheidsschuld maakt het CPB een ernstige denkfout. Daarin is het overigens niet de enige. Bij ongewijzigd beleid blijft de schuld met 59,7% bbp binnen de Europese begrotingsregel van 60% bbp. VVD (61,7%) en CDA (61,1%) die deze regel op termijn willen handhaven, overschrijden hem en D66 die hem ook wil handhaven, voldoet er wel aan (59,6%), maar de partijen die voor nieuwe ruimere regels pleiten (Groen Links, 58,4% en PvdA,  55,7%) voldoen op termijn wel aan de Europese norm. Voor het CPB blijkt dat niet uit te maken. Het beweert dat een overheidsschuld die niet leidt tot versterking van de marktsector de komende generatie belast en dus slecht is. Volgens de macro-economische theorie is dat een onzinredenering. De toekomstige generatie wordt namelijk niet belast omdat ze zowel de ontvanger is van de aflossingen als de betaler van de belastingen waaruit de aflossing wordt gefinancierd. Mijn oud-leermeester, Prof. Pen, noemt het een hardnekkig misverstand en een drogreden: “Onze erfgenamen zullen hebben te leven onder een belaste overheid; dat is onprettig, maar ze erven tevens de staatsobligaties. Dat vergoedt het leed”[i]. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat Nederland vanwege een groot overschot op de betalingsbalans een flink spaaroverschot heeft. Zolang het rentepercentage lager blijft dan de economische groei hoeft een grote overheidsschuld niet nadelig te zijn. Bovendien weet het CBP dat de komende jaren ook door de overheid veel zal moeten worden geïnvesteerd in klimaat en alternatieve energie, waarvan niet de huidige, maar de volgende generatie zal profiteren.

 

Op basis van dit misverstand  zullen – als de huidige peilingen uitkomen –  VVD, CDA en D66 zich gesterkt voelen aan het eind van de kabinetsperiode te bezuinigen op overheidsuitgaven. Dat is teleurstellend omdat je zou verwachten dat na de ernstige economische crisis van nu aan een herstelbeleid zal worden gewerkt met aandacht voor de problemen op lange termijn en de groeiende sociale kloof, zoals nota bene de directeuren van de planbureaus, inclusief die van het CPB, nog onlangs bepleitten.




[i] J. Pen, Moderne economie, Utrecht/Amsterdam, 1958. p. 108.