Na de crisis sterk arbeidsmarktbeleid nodig

Van de economische recessie door de coronacrisis zullen vooral mensen met flexibele arbeidscontracten de dupe zijn. Dan moet je vooral denken aan werknemers in de cultuursector,  kinderopvang, horeca, reisbranche, transport en de sport- en fitnessbranche. Een groot deel van hen is jonger dan 25 jaar. Ook veel werknemers in de zorg- en schoonmaaksector en de detailhandel hebben vaak slechte arbeidsvoorwaarden. Hun inzet tijdens de crisis wordt hoog geprezen. Of dat ooit in klinkende munt zal worden omgezet, mag worden betwijfeld. Als voorspellingen van bijvoorbeeld het IMF uitkomen, moeten we ermee rekening houden dat de werkloosheid niet beperkt blijft tot de flexibele arbeid, en wellicht een omvang zal krijgen als in de jaren dertig. Tenzij het coronavirus snel verdwijnt en er passende economische en arbeidsmarktmaatregelen worden getroffen.

 

Voor alle werknemers met een flexibel arbeidscontract en voor veel zzp’ers kwam het rapport van de Commissie Borstlap, waarin drastische maatregelen worden geadviseerd  om de positie van hen te versterken, te laat. Minister Koolmees zou er goed aan doen met de uitvoering van deze adviezen net zo voortvarend te zijn als met het afkondigen van maatregelen om de gevolgen van de crisis te verzachten. Wat zou hij moeten doen om straks alle werkzoekenden aan een zinvolle zekere baan te helpen? Welke organisatie zou dat moeten doen? Tot nu toe zijn daarmee belast het UWV, voor  werkzoekenden met een WW-uitkering , en gemeenten voor werkzoekenden met een bijstandsuitkering. Het is verstandig om na de crisis dit onderscheid in werkzoekenden niet meer te hanteren. De Commissie Borstlap zegt dit ook, maar besteedt weinig aan de institutionele kant daarvan. Wel pleit ze voor loopbaanwinkels en publiek-private samenwerkingsverbanden waarin werkgevers, vakbonden, onderwijsinstellingen, uitzendbedrijven, gemeenten en UWV zich samen sterk maken voor een effectieve arbeidsbemiddeling en een sluitende personeelsvoorziening.

 

In een interview op de website van de Leerwerkloketten geeft de directeur van het UWV-Werkbedrijf, Tof Thissen, aan hoe je een dergelijk arbeidsmarktbeleid kunt organiseren. Hij wil binnen vier jaar een Huis van de Arbeidsmarkt bouwen gericht op werk en scholing  onder verantwoordelijkheid van sociale partners, overheid en beroepsonderwijs. Hij wil toe naar een Public Employment Service (PES), waarin UWV-Werkbedrijf, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB, zeg maar het leerlingwezen) samenwerken. De Leerwerkloketten ziet hij als een goed voorbeeld. Daarin werken sociale partners, brancheorganisaties, MKB, onderwijs, gemeenten en UWV-Werkbedrijf al met succes samen. Scholieren, studenten, werkenden, werkzoekenden en werkgevers kunnen er terecht voor onafhankelijk advies over opleidingen en werkend leren. Zij zouden volgens Thissen in de PES moeten worden ondergebracht. De Leerwerkloketten, gesitueerd in elk van de 35 arbeidsmarktregio’s, zijn in 2009 opgericht met als doel de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te versterken. Ze worden gefinancierd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en regionale partners. Thissen zegt het niet, maar zijn Huis van de Arbeidsmarkt doet sterk denken aan de plannen die er oorspronkelijk bestonden bij de oprichting in 1990 van de tripartiete Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Deze werd in 2002 weer ontmanteld en voortgezet als Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en vervolgens UWV Werkbedrijf, waarbij de bemiddelingstaken steeds verder zijn uitgekleed.

 

Van die plannen is dus weinig terechtgekomen. Pleit Thissen daarom bij voorbaat voor een verloren zaak? Neen, Nederland zal ervaren dat er na de coronacrisis behoefte is aan een sterke publieke arbeidsmarktorganisatie, onder verantwoordelijkheid van sociale partners, (lokale) overheid en beroepsonderwijs. Die organisatie kan meewerken aan het herstel van de economie door het toegenomen aantal werkzoekenden met gepaste ondersteuning te bemiddelen naar bedrijven die waardevol zijn voor de maatschappij en voor de economie. Dat vergt samenwerking op basis van goede kennis van loopbaanbegeleiding, scholing en re-integratie en kennis van arbeidsmarkt- en sectorale ontwikkelingen.

 

Maar daarmee zijn we er nog niet. Als er echt een werkloosheid ontstaat als in de jaren dertig, is het verstandig de organisatie die Thissen bepleit zodanig op te tuigen dat ze samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat gaat bepalen welke bedrijven en sectoren ondersteuning  verdienen omdat de ongerichte steun  van de afgelopen maand  door de overheid niet is vol te houden zonder enorme schulden op te bouwen. Ook daarmee heeft Nederland ervaring opgedaan. Tot in de jaren tachtig hebben de Ministeries van Sociale Zaken en Economische Zaken met succes een sectorbeleid gevoerd dat helaas stuk liep met het RSV-debacle. Het RSV-concern werd door de overheid ten onrechte gekoesterd als symbool van Nederland als sterk scheepvaartland. Dat betekent dat er pijnlijke politieke keuzes moeten worden gemaakt. Voorkomen moet immers worden dat er nu opnieuw een debacle ontstaat, bijvoorbeeld met de KLM omdat Nederland een sterk luchtvaartland is....  De ministers Koolmees en Wiebes staan al met al voor een enorme uitdaging.