Zonder toekomst is het heden beter af

Lastig dat er een toekomst is, want het is gemakkelijker om alleen met het heden rekening te houden. Deze gedachte kwam bij mij op toen ik kennis nam van diverse publicaties en persberichten die de afgelopen maand verschenen. Zo stuurde Minister Koolmees op 18 december jl. mede namens de staatssecretaris van Financiën zijn brief Loonstrookjes en koopkracht 2020 aan de Tweede Kamer. Hierin schreef hij dat het prima gaat met de koopkrachtontwikkeling in 2020. Minister Wiebes ging hem op 13 december voor met zijn Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn. Met daarin een prachtige en uitvoerige, maar globale, beschrijving van het gehele kabinetsbeleid, wat zijn collega’s in de toekomst te wachten staat en welk beleid ze daartoe moeten voeren.

 

Minister Koolmees concludeert op basis van de meest recente raming van het Centraal Planbureau (CPB) dat de koopkracht in 2020 in doorsnee met 2,1% omhoog gaat. Het kabinet levert daaraan een belangrijke bijdrage door belastingmaatregelen en toeslagen. De stijging geldt niet voor vele gepensioneerden met een aanvullend pensioen omdat de meeste pensioenfondsen niet kunnen indexeren en de prijzen stijgen. Maar daar staan volgens de minister een indexatie van de AOW en lastenverlichtingen tegenover. Werknemers met een inkomen tot € 35.000 zullen slechts een koopkrachtstijging van 0,9 tot 1,9% ervaren. Verbazingwekkend is, dat Koolmees geen gebruik maakt van de middellange-termijnverkenning van het CPB die in november verscheen. Daarin staat dat tot 2025 de koopkracht niet zal stijgen. Daarnaast schreef het CPB in zijn op 17 december verschenen Zorgen om morgen, dat vanwege vergrijzing van de Nederlandse bevolking de zorgkosten enorm zullen stijgen tenzij de overheid tot bezuinigingen en/of lastenverhoging besluit. Koolmees negeert eveneens de pensioenproblematiek. Als hij zijn zin krijgt, zullen de pensioenfondsen zich aan de rekenrente moeten houden, zoals die door de Europese Centrale Bank wordt opgelegd. Daardoor dreigen in de toekomst de pensioenen voor velen te worden verlaagd. Steeds meer deskundigen wijzen er echter op dat de rekenrente als gevolg van het monetaire beleid bewust te laag is.

 

Minister Wiebes doet in zijn brief niet voor Koolmees onder. Hij schrijft dat hij met veel toonaangevende economische deskundigen heeft gesproken en gebruik heeft gemaakt van recente economische inzichten en studies van OECD en IMF. Het valt op dat hij hierbij niet het CPB noemt.  Toch noemt hij wel de publicaties van het CPB. Hij meldt dat volgens het CPB de economische groei tot 1,5% zal afnemen door vooral demografische ontwikkelingen. Vanwege de toenemende kosten van zorg, AOW, pensioen en defensie is er geen of slechts een beperkte groei van de huishoudportemonnee voorzien. Voor Wiebes is dat een aansporing om een substantiële groei van het nationale inkomen te realiseren door middel van een groei van de arbeidsproductiviteit.  Hij rept echter met geen woord over de doorgeslagen flexibele arbeidsmarkt, die een belangrijke oorzaak is van de geringe stijging van de arbeidsproductiviteit en daarmee van de geringe economische groei. Hij schenkt veel aandacht aan het beleid van zijn collega Koolmees. Uiteraard met het economencliché dat zijn eigen ministerie al zeker vijftig jaar roept: de werking van de arbeidsmarkt moet worden verbeterd.

 

Wiebes maakt wel duidelijk dat steeds meer rekening moet worden gehouden met ambities ten aanzien van klimaat en natuur. Daarom zal de toekomstige economische groei op een andere manier tot stand komen dan in het verleden. Dat vraagt zijns inziens om een transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. Hij noemt daarvoor vele maatregelen die verder reiken dan zijn eigen departement, maar blijft daarin uiterst vaag, hoewel dat toch in eerste instantie zijn verantwoordelijkheid is. WRR, SER, PBL, CPB en RIVM hebben hem toch voldoende informatie gegeven? Hij herhaalt voor de zoveelste maal dat er een investeringsfonds moet komen. Dat fonds moet primair gericht zijn op investeringen met een gunstig rendement en met een maatschappelijke meerwaarde, om wezenlijk bij te dragen “aan het vermogen van Nederland om ook in de toekomst welvaart te genereren”. Prachtige woorden, maar deze stonden ook al in de Miljoenennota. Gelukkig krijgt de Tweede Kamer in het eerste kwartaal eindelijk een lang verwachte brief van minister Wiebes en zijn collega van Financiën “met daarin de opzet, de sturing, de voorwaarden en de aankondiging van een eerste start”. Hopelijk wordt dit er wel eentje om naar uit te kijken.

 

Voor Koolmees lijkt de toekomst in 2020 bereikt te zijn en voor Wiebes blijft de toekomst nog erg hangen in het verleden.