Op weg naar een Wetboek van Werk?

November vorig jaar installeerde minster Koolmees de ‘Commissie Borstlap’ met als opdracht te onderzoeken “hoe werk er in de toekomst uit gaat zien en met wat voor wetten en regelgeving de overheid daar het beste bij kan aansluiten”. De commissie is ambitieus aan de slag gegaan. Omdat ze vindt niet de wijsheid in pacht hebben, heeft ze vele gesprekken met deskundigen gevoerd en iedereen uitgenodigd zijn of haar visie te geven. Eind juni heeft de commissie het resultaat daarvan gepubliceerd in een discussienota met tien stellingen, waarop iedereen kan reageren[1]. Die stellingen liegen er niet om. Ze gaan, anders dan de laatste jaren gebruikelijk is, een stuk verder dan het bedenken van nieuwe regeltjes binnen de bestaande arbeidsverhoudingen. Ze gaan ook over de vraag welke doelen we willen bereiken en welke waarden rond werk we hoog willen houden. Daarna pas volgen beleidsmaatregelen. De commissie maakt gebruik van een analyse die de OESO voor haar maakte, waarin wordt geconcludeerd dat bij ongewijzigd beleid de segmentatie op de Nederlandse arbeidsmarkt een “point of no return” dreigt te bereiken[2].

 

Laten we eens naar onze arbeidsmarkt kijken. Ervaring leert dat bij een groeiende economie de werkloosheid daalt. Dat gaat echter in de huidige situatie niet op. Volgens het CPB zal van 2015 tot 2020  de werkloosheid namelijk dalen van 6,9 naar 3,7% terwijl de economische groei daalt van 2 naar 1,5%. De economie zou meer kunnen groeien als er geen sprake zou zijn van veel moeilijk vervulbare vacatures; dat zijn er momenteel ongeveer evenveel als het aantal werklozen. Laten we ons echter niet blindstaren op deze cijfers. Achter deze cijfers spelen ontwikkelingen binnen wereldhandel, productiviteit en bestedingen. In de meest recente ramingen van het CPB worden die duidelijk uitgelegd[3].

 

Hoe hoog de economische groei ook is, er zal altijd werkloosheid zijn. Degenen die zich met werkloosheidsbestrijding bezighouden, zullen het daarom nooit goed genoeg doen. Iedere werkloze zal terecht ontevreden zijn. Daarvoor moeten we beseffen dat werkloosheidcijfers gemiddelden zijn. Om deze goed te interpreteren moet je onder meer kijken naar de werkloosheidsduur. Een hoge werkloosheid is niet ernstig als werklozen binnen een half jaar weer een baan krijgen. Ook moet je kijken naar de verdeling over de regio’s, wel of geen Nederlanderschap, leeftijd, opleiding, inkomen en geslacht. Er moet ook achter de vacaturecijfers worden gekeken. Hoe is de verdeling daarvan over regio’s, over bedrijfstakken, over midden- en kleinbedrijf en grootbedrijf, hoe is de relatie met de loonontwikkeling en sporen de beroepsopleidingen met de vraag naar personeel? Allemaal factoren die van invloed zijn op de mate waarin vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar aansluiten.

 

Mij beperkend tot werkloosheidscijfers is het volgende relevant. Woon je bijvoorbeeld in het Noorden, Amsterdam, Arnhem, Den Haag of Rotterdam, ben je jonger dan 25 jaar of ouder dan 45 jaar, ben je laaggeschoold en heb je een niet-Nederlandse achtergrond, dan is de kans groot dat je langdurig werkloos bent. Voor al deze groepen ligt de werkloosheid ver boven het gemiddelde. Bijvoorbeeld eind 2018 was de werkloosheid van laaggeschoolden 8,7% tegen 2,3% bij hoogopgeleiden. Mensen met een arbeidsbeperking worden nooit in deze cijfers meegenomen. Velen van hen zijn niet actief op de arbeidsmarkt. Een complicatie is dat door de toegenomen flexibilisering op de arbeidsmarkt 45% van de laagopgeleiden een flexibele arbeidsovereenkomst heeft. Zij hebben veelal een erg laag inkomen en hebben een grote kans om bij een economische inzinking werkloos te worden. Wat betreft die flexibilisering neemt Nederland inmiddels binnen Europa een toppositie in: 26% van de beroepsbevolking heeft een flexibel arbeidscontract of is te beschouwen als een oneigenlijke zzp’er. Die stijgende flexibilisering heeft bijgedragen aan een groeiende segregatie.

 

De door minister Koolmees ingestelde commissie wil na ontvangst van reacties op de stellingen ingaan op sociale en economische knelpunten rond de huidige regels. Daarbij zal ze aandacht besteden aan globalisering, technologische en demografische ontwikkelingen en wijzigingen in preferenties van werkenden en werkgevers. Ze zegt nu al dat knelpunten pas goed geanalyseerd kunnen worden als duidelijk is welke waarden van werk in de knel komen. Hoewel definitieve conclusies nog niet zijn te trekken, wijzen de stellingen in de discussienota wel een richting aan die een behoorlijke wijziging van het functioneren van de arbeidsmarkt zou betekenen. Voorzitter Hans Borstlap is duidelijk. Hij onderschrijft de activiteiten van de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland om te komen tot een Wetboek van Werk. Aan Het Financieele Dagblad vertelde hij dat voor “iedereen die werkt, fundamenteel gelijke arbeidsrechtelijke, fiscale en sociale voorwaarden moeten gelden. Op die manier zullen werkgevers niet meer kiezen voor een bepaald contract omdat dat goedkoper is”. Zijn commissie zal eind dit jaar adviseren. Het advies zou wel eens zo fundamenteel kunnen zijn dat een volgend kabinet pas aan de verwerking ervan toe zal komen.

 

     

 



[1] In wat voor land willen wij werken? Discussienota van de Commissie regulering van werk

over toekomstbestendig arbeidsrecht, Den Haag, 29 juni 2019.

https://www.reguleringvanwerk.nl/documenten/publicaties/2019/06/20/discussienotitie-commmissie-regulering-van-werk

[2] OECD input to the Netherlands Independent Commissionon the Regulation of Work, Parijs, 2019. https://www.reguleringvanwerk.nl/documenten/publicaties/2019/06/20/oeso-rapportage-commissie-regulering-van-werk.

[3] https://www.cpb.nl/juniraming-2019