Brede welvaart als maatstaf: niet nieuw en opnieuw actueel

 

Jaarlijks op de derde woensdag in mei legt het kabinet verantwoording af over het in het jaar daarvóór gevoerde beleid. Het is dan Verantwoordingsdag. Deze dag mag worden gezien als de tegenhanger van Prinsjesdag. Hij trekt echter veel minder belangstelling. Zo namen dit jaar niet eens alle fractievoorzitters van de Tweede Kamer de moeite om aanwezig te zijn bij het Verantwoordingsdebat over 2018, hoewel de minister-president er wel bij was. Ook minister Wiebes ontbrak, terwijl juist hij verantwoordelijk is voor Monitor Brede Welvaart die ook geagendeerd stond. Deze monitor bevat een groot aantal indicatoren die direct of indirect van invloed zijn op de welvaart in ons land, gegroepeerd naar BBP, welzijn, materiële welvaart, gezondheid, arbeid en vrije tijd, wonen, samenwerking, veiligheid en milieu. Hij is ontwikkeld en opgesteld door het CBS in samenwerking met de drie planbureaus (CPB PBL en SCP)[1].

 

Toen ik de stukken over deze monitor las, moest ik denken aan het eerste advies van de Sociaal- Economische Raad, uitgebracht in 1951. Ook toen was men al bezig met het indiceren van welvaart. Dat advies ging op verzoek van het eerste Kabinet-Drees over het te voeren loon- en prijsbeleid[2]. De SER was niet zo gelukkig met de inhoud van de adviesaanvraag; hij vond die vanwege de economische situatie te beperkt. Nederland kampte toen met de problemen van de wederopbouw. Het advies was daarom breder. De commissie die het advies had voorbereid vond dat je eerst de doelstellingen van het sociaal-economische beleid moet vaststellen en vervolgens daarop je beleid moet baseren. Die commissie bestond uit zwaargewichten. Voorzitters waren Hein Vos en Jan Tinbergen, beiden opsteller van het Plan van de Arbeid van de SDAP. Tinbergen was toen eveneens directeur van het Centraal Planbureau. Enkele andere, nu nog bekende leden van de commissie waren M. W. Holtrop, president van De Nederlandsche Bank, de hoogleraren economie A. H. M. Albregts, P. P. van Berkum, G. M. Verrijn Stuart en F. de Vries, tevens voorzitter van de SER.

 

De SER introduceerde in zijn eerste advies de vijf sociaal-economische doelstellingen die daarna nog ruim 30 jaar richtsnoer voor het beleid waren: 1. bevredigende economische groei; 2. volledige werkgelegenheid; 3. evenwichtige betalingsbalans; 4. stabiel prijsniveau; 5. rechtvaardige inkomensverdeling. De SER benoemde nog een zesde doelstelling:  zoveel mogelijk voldoen aan de eisen van sociale rechtvaardigheid bij het verwezenlijken van bovengenoemde doeleinden. De SER vond dat deze doelstellingen, rekening houdend met hun onderlinge verband, moesten worden gerealiseerd. Met enige goede wil kun je de indicatoren van Monitor Brede Welvaart zien als uitwerking van de oude SER-doelstellingen. Ook die zou je dus in hun onderlinge samenhang moeten zien om vervolgens doelstellingen vast te stellen voor het te voeren beleid. Het is de vraag of het Nederlandse parlement daarop inzet.

 

Tijdens het verantwoordingsdebat in de Tweede Kamer haalde iedere partij uit de monitor wat haar het beste uitkwam. Een ‘brede welvaartsblik’ was ver te zoeken. Wel kreeg Groen Links minister-president Rutte zover dat hij tijdens een reeds gepland bezoek in oktober in Nieuw Zeeland gaat kijken naar de daar bestaande welzijsbegroting met concrete doelen en prioriteiten. De regering daar stelt de brede welvaart centraal in het overheidsbeleid. De boodschap van het eerste SER-advies volgend, zou Nederland dit ook moeten doen. Daarom is het ook jammer dat de Kamer geen aandacht besteedde aan de brief van de directeuren van de drie planbureaus met hun visie op de monitor[3]. Deze wezen er onder meer op dat het relevant is te kijken naar de stapeling van de indicatoren voor de diverse bevolkingsgroepen en niet uitsluitend naar de gemiddelden. Zij  wijzen erop dat de stapeling van kenmerken sommige groepen extra kwetsbaar maakt bij structurele veranderingen die op onze samenleving afkomen, zoals klimaatverandering, migratie, vergrijzing en robotisering. Zij herhalen de boodschap die ook al te lezen is in het Centraal-Economisch Plan 2019:  “Wanneer we brede welvaart als uitgangspunt voor beleid nemen, geeft dit bij een conjunctuuromslag een extra argument om een onnodig sterke terugval door procyclisch beleid te voorkomen. Als gekozen wordt voor automatische stabilisatie en trendmatig begrotingsbeleid zal het conjuncturele dal minder diep zijn en zullen minder mensen werk kunnen verliezen. Hierdoor kunnen het inkomen en welbevinden van mensen, en kwetsbare groepen in het bijzonder, beter uitpakken dan zonder dit beleid”.

 

De Tweede Kamer nam in 2015 zelf het initiatief om een breed welvaartsbegrip op te stellen. Om de Brede Welvaart daadwerkelijk als maatstaf te hanteren, moet ze verder stappen durven nemen.

 

_____________________________


[1] Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals, CBS, Den Haag, 2019. https://longreads.cbs.nl/monitor-brede-welvaart-en-sdgs-2019/

[2] Advies inzake de in de naaste toekomst te voeren loon- en prijspolitiek, SER, nr. 1, Den Haag, 1951.