De provincie verdient herwaardering

 Volgende maand zijn de verkiezingen voor Provinciale Staten. Die zijn van belang, want provincies kunnen een grote rol spelen bij ruimtelijke ordening, vervoer, economie, natuurbehoud en toezicht op gemeenten en waterschappen. Helaas wordt aan die rol van alle kanten geknabbeld. Iedere gemeente moet zo nodig zijn eigen bedrijfsterrein, waardoor de ruimtelijke inrichting van Nederland een lappendeken lijkt. Ruimtelijke ordening is een product geworden van marktwerking. Dat is niet alleen provincies te verwijten. De laatste minister die nog actief sturing wilde geven aan de ruimtelijke ordening zonder marktwerking was Jan Pronk in het tweede Kabinet-Kok (1998-2002). De voortijdige val van dit kabinet maakte hem onmogelijk zijn voorstellen te realiseren; nota bene op voorstel van zijn PvdA-fractie. Er zijn een aantal redenen waarom provincies steeds meer aan politieke macht inboeten.

 1.            Nu de verkiezingen naderbij komen, valt op dat het provinciale beleid nauwelijks aandacht krijgt. Politieke partijen hebben weliswaar ambitieuze provinciale verkiezingsprogramma’s opgesteld, maar de landelijke politiek wordt uitgedragen. De landelijke partijleiders trekken straks weer door de straten om duidelijk te maken waarom hun landelijke beleid het beste is. Hun doel is primair dat de straks verkozen Provinciale Staten een Eerste Kamer kiezen die bepaalt of Rutte-III nog op een parlementaire meerderheid kan rekenen. Zo dreigt wel de rol van de Eerste Kamer, het beoordelen van uitvoerbaarheid, noodzaak en kwaliteit van een wet, ondergesneeuwd te raken door partijpolitieke belangen. Politieke partijen gingen dit jaar zelfs zo ver dat ze een lijsttrekker voor de Eerste Kamer aanwezen. Geen kiezer kan daar echter op stemmen met uitzondering van de nieuw gekozen leden van Provinciale Staten.

 2.            Kabinetten vinden gemeenten belangrijker dan provincies. Gemeenten krijgen steeds meer taken toegewezen. Met gemeenten, en vooral de grote, wordt rechtstreeks zaken gedaan. Een recent voorbeeld is de overeenstemming tussen het kabinet en de vier grote gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht over samenwerking bij de bouw van 500.000 woningen en de daarbij behorende infrastructuur. Waarom staan de provincies daarbuiten? De gemeente Den Haag gaat nu zelfs woningen bouwen op in de naburige gemeente Rijswijk gekochte grond. Door gebrek aan een goede ruimtelijke ordening zijn de vier grote gemeenten door annexaties al eerder uitgebreid met satellietsteden die geen binding hebben met de stad. Provincies konden dit niet tegenhouden.

 3.            In de huidige maatschappij is marktwerking een belangrijk fenomeen. Dat geldt ook voor het openbaar bestuur. Geleidelijk aan heeft de overheid afscheid genomen van een centraal gestuurde ruimtelijke ordening. De structuurplannen met onder meer een spreidingsbeleid van overheidsdiensten om de economie en in het bijzonder de werkgelegenheid in Noord-Nederland en Limburg te versterken werden in de jaren tachtig beëindigd. Er kwam eveneens een einde aan het beleid om de concentratie van bevolking en bedrijvigheid in de Randstad te verminderen. Een beweging die was ingezet met de aanwijzing van groeikernen en groeisteden buiten de grote steden in respectievelijk de Derde Nota Ruimtelijke Ordening (Oriënteringsnota) van 1974 en de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening van 1988. De gevolgen zijn duidelijk. Mede door de toegenomen mobiliteit van de beroepsbevolking loopt de Randstad vol en wordt het wonen daar steeds duurder.

 4.            Ook gemeentebesturen maken flink gebruik van marktwerking. Ze beconcurreren elkaar met locaties voor bedrijfsvestigingen en winkelcentra. Ook al zouden provincies dit willen sturen, het zal ze niet lukken. Reeds in de jaren tachtig werd er op gewezen dat de omvang van geplande industrieterreinen de oppervlakte van Nederland dreigde te overtreffen. Al jarenlang klinken in kringen van de VNG eveneens geluiden dat er sprake is van overbewinkeling. Bijvoorbeeld in 2013 toen driehonderd burgemeesters en wethouders van 134 gemeenten tijdens een congres van de VNG een manifest tekenden tegen overbewinkeling.  De overige 274 gemeenten tekenden niet. Het gevolg laat zich zien: groei van de winkelleegstand. Toch gaan gemeenten nog steeds door met het ongecoördineerd uitbreiden van winkelkernen ten koste van andere gemeenten. Zij hebben geen behoeft aan een ‘bemoeizieke’ provincie.

 

Nederland is een klein land met een beperkte ruimte die intensief wordt benut. Dat pleit ervoor het gebruik daarvan goed te coördineren. Provincies zouden daarbij een belangrijke rol kunnen spelen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het niet gemakkelijk zal zijn hen deze macht (terug) te geven. Toch zou het fijn zijn als de landelijke partijleiders juist met deze boodschap op campagne gingen.