Een CDA-visie op werkloosheidsbeleid

 

Hoe voorkom je langdurige werkloosheid? Het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA heeft vorige maand daarover een rapport uitgebracht dat bij een komende kabinetsformatie wel eens van belang zou kunnen zijn[1]. Verwacht daarin geen hemelbestormende voorstellen om marktwerking en globalisering te beteugelen, zodat een eind kan worden gemaakt aan het groeiende aandeelhouderskapitalisme. Integendeel, Arjen Siegmann ,de auteur van het rapport, noemt weliswaar de gevaren van de globalisering voor de werkgelegenheid, maar wil niettemin het bedrijfsleven en daarmee de markt een grotere rol geven bij het werkgelegenheidsbeleid.

 

In het rapport herken je de christen-democratische traditie, in 1918 ingezet door Veraart, om de problemen van het kapitalisme op te lossen door gestructureerde samenwerking van werkgevers en werknemers[2]. Ook wordt in het rapport terecht gesteld dat het huidige sociale stelsel wel een hoge mate van bescherming van inkomen biedt, maar niet van werk, en dat dat “knaagt aan de eigenwaarde van de mens”. Het presenteert drie actuele voorstellen die het overdenken waard zijn en waaraan ik hier kort aandacht zal besteden.

 

Drastisch is het voorstel de WW-uitkering voor maximaal het eerste halfjaar werkloosheid af te schaffen en werkgevers te verplichten gedurende die tijd het loon door te betalen. Zo ontstaat er ruimte om uit te zien naar ander werk. Werkgevers en werknemers moeten verantwoordelijk worden voor de organisatie en uitvoering daarvan. Bedrijven die dit financieel niet kunnen opbrengen, moeten een collectief vormen. Dit zou een forse aderlating voor het UWV betekenen, dat volgens het rapport te bureaucratisch is, een te groot takenpakket heeft en dat door bezuinigingen de functie van arbeidsbemiddelaar heeft uitgehold. Bij een dergelijke verplichte loondoorbetaling moet worden voorkomen dat bedrijven door middel van flexibele arbeidscontracten de kosten daarvan gaan beperken. Daarom moeten met wetgeving hogere lasten op deze contracten worden gelegd. Geaccepteerd moet worden dat bedrijven waarvoor flexibele contracten een bedrijfseconomische noodzaak zijn, mogelijk failliet gaan. Want mag je winsten die uitsluitend met flexibele contracten worden gemaakt, wel als winst beschouwen, vraagt de auteur zich af.

 

 Het tweede voorstel betreft het financieel-economische beleid van de overheid. Niet onder verwijzing naar Keynes, maar conform Jozef die de farao adviseerde gedurende de zeven vette jaren, reserves op te bouwen voor de zeven magere jaren (Genesis 41), pleit de auteur voor een anticyclisch begrotingsbeleid. Tijdens een recessie moet meer dan de afgelopen jaren gebruik worden gemaakt van de Crisis- en Herstelwet om ondanks begrotingstekorten investeringen te stimuleren. Dat mogen geen overheidsinvesteringen zijn, maar door de overheid gestimuleerde private investeringen. Mijns inziens is dit een zwak punt, want vanwege het grote spaaroverschot tijdens de afgelopen recessie hadden bedrijven zelf voldoende middelen om te investeren. De overheid had dit kunnen compenseren door bijvoorbeeld te investeren in klimaatbeleid. In goede jaren pleit de auteur voor een sluitende begroting omdat het dan moeilijk is te bezuinigen.

 

Als deze twee voorstellen worden gevolgd, zal er toch nog werkloosheid bestaan. Daarvoor wil het rapport basisbanen in de private sector creëren, vergelijkbaar met het huidige banenplan waarbij private werkgevers met de overheid afspraken 100.000 werkzoekenden met een beperking te plaatsen. Het rapport is tegen een universeel basisinkomen omdat dit duur en ineffectief is om structuur te geven aan het leven. De basisbaan moet een opstapbaan zijn naar een reguliere baan. Dat lijkt op een vorm van ‘Melkertbanen’, maar dan in de private sector. De meerkosten zouden met een loondispensatie door de overheid moeten worden gesubsidieerd. Het rapport is een tegenstander van basisbanen bij de overheid omdat deze bij de uitvoering minder betrokken zal zijn dan een ondernemer: “De invulling door gemeenten van ‘gesubsidieerd werk’ leidt al snel tot bepaalde stereotype functies met een laag opleidingsniveau…..dit is niet waar mensen behoefte aan hebben.” Hiermee wordt geen recht gedaan aan het feit dat Nederlands grootste werkgever, de overheid, de afgelopen decennia met succes publieke opstapbanen creëerde, vaak door de inzet van CDA-ministers. Niettemin vormen de basisbanen in de private sector een interessant voorstel.

 

Wat zullen CDA-politici met dit rapport doen en wat zullen de andere partijen ervan vinden? Wat je verder ook van dit rapport vindt, het doet voorstellen die de komende jaren actueel zullen zijn.

 

 

 



[1] Arjen Siegmann, De baan als basis. Een nieuwe aanpak om langdurge werkloosheid te voorkomen, Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, De Haag, oktober 2018.

[2] J.A. Veraart, (1918). Vraagstukken der economische bedrijfsorganisatie, C.N. Teulings, ’s-Hertogenbosch, 1918.