Europa, kom op voor vaste banen!

Het gaat goed met de economie. Er is weer enige groei en de werkgelegenheid trekt aan. Het werkloosheidscijfer zal dalen van 7,4% in 2014 tot 4,3% in 2018. In de pas verschenen Macro-Economische Verkenning 2018 verwacht het Centraal Planbureau dat ook het aantal vaste contracten zal toenemen. We moeten ons daarvan echter niet te veel voorstellen.

 

In de afgelopen tien jaar is het aantal vaste banen gedaald van 69 naar 61% van de werkzame beroepsbevolking, terwijl het aantal flexibele banen toenam van 17 naar 23% en het aantal zzp’ers van 9 naar 12%. Meer dan een derde van de werkenden heeft dus flexibel werk. Wel moet erkend worden dat dit jaar tot 1 juli het aantal vaste relaties iets toenam met 15.000, bij een stijging van het totaal aantal banen met 150.000. Gevreesd moet worden dat het moeilijk zal zijn in deze ongunstige ontwikkeling verandering te brengen. Waarom niet?

 

Ten eerste omdat de Nederlandse economie sterk afhankelijk is van de wereldhandel. Door globalisering met steeds meer open handelsgrenzen moeten Nederlandse ondernemers concurreren met buitenlandse. Het is moeilijk wedijveren met de opkomende landen, waar de arbeidskosten vanwege slechte arbeidsomstandigheden en -voorwaarden een fractie zijn van die in Nederland. Zelfs binnen de Europese Unie zijn de arbeidskosten van de voormalige Oostbloklanden slechts ongeveer 30% van de Nederlandse. Voeg daarbij dat vooral de grote bedrijven meer genegen zijn hun aandeelhouders te gerieven dan hun werknemers, en de kans op een vast arbeidscontract voor degenen die dat wensen verdwijnt nog verder uit beeld.

 

Ten tweede moet erkend worden dat niet alle werknemers een vast contract wensen. Flexibele contracten leveren namelijk meer direct inkomen op, ten koste van zekerheden op langere termijn. Bovendien vallen onder de flexibele contractanten veel jongeren die meer prioriteit geven aan geld dan aan snel afstuderen, ook al kunnen ze daarna meer verdienen. De vakcentrales voeren al jarenlang een strijd voor meer vaste contracten. Nu de economie aantrekt wekken ze toch de indruk prioriteit te geven aan looneisen. Omdat de looninkomens achterblijven bij de kapitaalinkomens wil de FNV komend cao-seizoen een inhaalslag met een minimale looneis van 3,5 procent. Ik begrijp het dilemma van de vakcentrales. Hoe ver moet je gaan met het bestrijden van onrechtvaardige banen, terwijl de vruchten van de economische groei vooral naar bedrijven gaan?

 

Een oplossing van dit probleem is lastig te vinden. Juridische maatregelen zijn moeilijk te handhaven en zullen steeds weer worden omzeild. Daarnaast strijden belangen voor de korte termijn (loonstijging) met die voor de lange termijn (werkgelegenheid). De oplossing zal uiteindelijk binnen de Europese Unie moeten worden gevonden. Nederland alleen is te klein. Europa kan sterk genoeg zijn door handelsakkoorden af te sluiten met een gelijk speelveld voor werknemers en niet alleen voor kapitaalbezitters. Bovendien zou zij de Europese arbeidsmarkt kunnen reguleren. Dus: Europa, kom op voor vaste banen!