De middenklasse: slechter dan wie?

“Het gaat slecht met de Nederlandse middenklasse. Haar koopkracht blijft achter en haar baanzekerheid is afgenomen. Daarom moet de overheid zorgen voor meer vaste arbeidscontracten, investeringen in onderwijs en ondersteuning van gezinnen door betaalbare kinderopvang.  De middenklasse moet ook kunnen genieten van de verzorgingsstaat die tot nu toe vooral voor de lager klasse bestaat.”

Deze conclusies werden in de dagbladen getrokken uit het rapport De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat begin juli 2017 verscheen. Maar helaas, dat zijn niet de conclusies van de WRR zelf. Wat beweert de WRR dan wel?

Het WRR-rapport verscheen in de serie Verkenningen, die in juli gewijd was aan de middenklasse. Onder deze toch wel wat misleidende titel werden enkele studies van wetenschappers gebundeld en voorzien van een uitvoerig inleidend artikel van vier medewerkers van de WRR. Zij concluderen: “In tegenspraak tot veel verontrustende verhalen over de val en uitholling van de middenklasse is daar in de Nederlandse samenleving geen sprake van. Middengroepen weten in meerderheid hun positie te handhaven, maar moeten daarvoor wel harder werken en meer onzekerheid accepteren.” De WRR zelf adviseert overigens niets. Hij meldt in het colofon: “De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de ingenomen standpunten berust bij de auteurs.” Dat is jammer, want over zo’n belangrijk probleem mag Nederlands belangrijkste wetenschappelijke adviesorgaan best iets vinden en niet alleen in het inleidende artikel.

Het probleem van de middenklasse is dat ze niet bestaat. In het rapport wordt daarom gesproken van middensegment omdat deze te heterogeen van samenstelling is om van een klasse te spreken. De auteurs kijken naar ontwikkelingen op het gebied van arbeid, opleiding en inkomen, en naar opvattingen over politiek en maatschappij. Al die ontwikkelingen wijzen op een stabiele, maar kwetsbare middengroep.
Waar de WRR-inleiding echter aan voorbij gaat, is dat deze ontwikkelingen gelden voor de gehele Nederlandse bevolking, van arm tot rijk. Globalisering van de economie, flexibilisering van de arbeidsmarkt en nauwelijks of geen stijging van de koopkracht slaan een flinke deuk in het verwachtingspatroon van de gemiddelde Nederlander die gewend is geraakt aan een steeds stijgend inkomen. Het zou interessant zijn als de WRR daar eens over zou adviseren.